te zijn. Evenwel is dit helaas niet het geval. Vele scholen die voorbereiden tot H.B.S. en Gymn. (1e klasse!) leggen beslag op een deel der uren buiten den schooltijd. De oorzaak is: de overdreven eischen van toelating tot deze inrichtingen.
Wanneer het huiswerk iets betreft dat het kunnen en niet het kennen van den leerling op de proef stelt, wordt het meestal, ook door jonge leerlingen met genoegen gedaan; maar het lesjes-leeren, woordjes-memoriseeren, voor sommigen het versjes-van-buiten-leeren, vooral ook het jaartallenleeren in huis is een ware plaag voor jonge kinderen, uitstekend geschikt om den lust tot studie in de kiem te verstikken. Er zijn onderwijzers, die meenen dat deze kwellingen noodzakelijk zijn, en de Wet beschermt het onmondige kind niet tegen de gevolgen van deze opvatting; maar niet genoeg wordt erkend dat onbegrepen zaken of bloot werktuiglijk van buiten geleerde kennis niets bijdragen tot de ontwikkeling van geest of gemoed, integendeel het verstand door het niet te gebruiken in slaap wiegen.
Intusschen is 't stellen van algemeene waarheden over deze zaak zeer moeilijk. Immers wat de eene leerling verricht in 5 minuten, vooral het soms onmisbare vanbuiten-leeren, kost een ander meer dan een half uur; het klassikaal onderwijs, dat dezelfde leerstof, 't zelfde huis- en schoolwerk voor allerlei leerlingen noodzakelijk maakt, is natuurlijk slechts een surrogaat voor goed onderwijs, want dit moet zich volkomen aanpassen aan 't individu, terwijl in de werkelijkheid de enkeling zich richt naar 't geheel, de klasse; kan een leerling niet mee dan ligt de schuld aan hem en niet aan de klasse, wordt er geoordeeld. En dit nu staat even ver van de waarheid als't omgekeerde: de klasse is te ver gevorderd, als een of een paar der leerlingen niet mee kunnen. Het is volstrekt niet waar, dat de leerling die 't meest achterblijft, steeds de minste is, ofschoon hij er wel altijd voor doorgaat. Bij uitsluitend individueele behandeling blijkt vaak, dat de achteraankomer iets eigenaardigs heeft, waarop bijzonder gelet moet worden, 't geen bij klassikaal onderwijs òf onmogelijk òf zeer bezwaarlijk is. De leiding en 't onderwijs van een klasse is daarom een zeer moeilijk werk, dat tact vereischt. Maar niet ieder onderwijzer bezit deze onschatbare gave, die is als de neus die 't wild ruikt in 't raden en bespeuren der afwijkenden en ongewonen, als de herdershond waakzaam om de kudde bijeen te houden. En de beroepsvaardigheid, d.i. de onderwijskunst, die al doende verkregen wordt, houdt met dezen (aangeboren!) tact geen rekening. Indien nu reeds het onderwijzen van een klas, b.v. het zóó spreken dat allen alles begrijpen, zoo moeilijk is, hoe gering moet dan wel de kans zijn dat opgegeven huiswerk, indien dit niet bloot reproductie (herhaling) of werktuiglijk memoriseeren is, voor allen geschikt zal zijn.
Mannen (misschien ook wel vrouwen) van orde bekommeren zich om dit alles niet. Een vader beklaagde zich bij een leeraar over 't vele en moeielijk huiswerk dat zijn zoon voor diens lessen moest leeren; maar de leeraar legde den vader ten duidelijkste uit dat klachten over zijn huiswerk niet mogelijk waren. ‘We hebben heden den 18 April, Paschen, nu zijn de leerlingen van de ..de klasse zóóver in dit en zóóver in dat boek’ en hij sloeg de bladzijden op. ‘De stof is voor elke week en voor elk lesuur minutieus verdeeld. Dat moet zoo, om op tijd juist klaar te zijn en een voldoend aantal uren over te houden voor herhaling. Volg ik dit stelsel niet, dan kom ik met mijn stof niet klaar, de leerlingen zouden niet kennen wat ze moeten kennen, en 't onderwijs beantwoordde niet aan zijn doel, met het eindexamen zou de leerstof niet afgewerkt zijn. Voor elke les wordt dus 6 bladzijden grammaire met oefeningen geleerd en gemaakt, en op school opgezegd, en de volgende 6 bladzijden kort besproken. Kan de leerling hiermee niet klaar komen, dan blijft hij achter, daaraan is niets te doen; leert en maakt hij echter het opgegevene, dan is hij zeker mee te komen.’
Gut ja! hoe eenvoudig toch! de jongen hoeft alleen maar te doen wat hem gezegd wordt, te leeren en te maken wat hem wordt opgegeven, en hij komt vanzelf mee. 't Is duidelijk dat de schuld niet aan den leeraar ligt, als de jongen achterblijft, maar dat de leerling niet heeft gewild, anders had hij immers kunnen doen wat hem gezegd was.
De vader boog het hoofd voor zulke doorslaande logica en thuiskomende sprak hij tot den klagenden zoon: ik zal U een eenvoudig middel aan de hand doen om bij den heer.. niet achter te raken: jé hebt niets anders te doen dan je lessen te leeren - en die staan in je boeken - en je thema's en