met de vreugd van anderen, en ook zij zijn dof neergeslagen door het machtige, dat ons soms leed veroorzaken moest!
En toch... temidden van al die emoties, hetzij vreugde of smart, in zijn ontelbare nuances, voel ik, dat onze zielen zich naar elkaar toebuigen, als dunne, slanke rietstengels, wier zachte pluimen heen en weer worden bewogen door den aangolvenden wind!
Moge het zoo immer wezen!
Moge geen onweerswolken den zachten blauwen hemel onzer zielen dreigen te bedekken, wolken, die alles zóó duister maken in onze ziel, dat wij het lichte niet meer zien kunnen, dat vroeger altijd in onze omgeving was en ons steunde!
Neen, ik weet het, wanneer ons bloed wild door de aderen stormt, wanneer onze natuur in woeste kracht opbruischt en onze ziel een chaos is van gedachten, leelijke, troebele gedachten, dan willen wij het Mooie niet zien dat ònder dat Troebele gelegen is, het Lichte, dat ons altijd aangetrokken heeft: wij zien het niet, omdat zijn klaarheid overduisterd wordt door het Lugubere van het oogenblik!
Maar wij, menschen, die onze driften en hartstochten willen bedwingen dáár, waar zij nadeelig kunnen zijn op onze of andere verhoudingen, wij mogen zóó niet zijn, wij mogen het klare in ons niet uitwisschen, de Vriendschap verloochenen!
Want dàt is verloochening der Waarheid, ontkenning van het Hoogste, dat Is!
Vriendschap, ware vriendschap is gebaseerd op de hooge ernst van 't leven!
Waarom komen wij toch zoo dikwijls bij elkaar, vroeg ik mij dikwijls? Is het alleen, om afleiding te vinden, een vroolijke prettige wending te geven aan onze gedachten?
Neen, dat is 't niet alleen, en voor mij zelfs een klein gedeelte!
Wij komen in hoofdzaak bij elkaar, om in elkaars wezen dieper in te dringen, elkaars ideën trachten te begrijpen en harmonie te vinden tusschen onze ziel en andere! Wij zijn allen menschen, die zoeken, aanhoudend zoeken naar Intimiteit, naar Liefde!
Wij zoeken menschen, in wier gevoelen wij overeenstemming vinden met de onze, waarin emoties worden teweeg gebracht over dezelfde dingen, onder dezelfde omstandigheden. Want wij voelen ons sterker, wanneer wij weten, dat er meerdere zijn met ons, die onze gevoelens steunen, onze ideen daardoor opheffen, veredelen!
Dan zijn wij forscher bestand tegen het leven, dat soms zoo reëel is, en zoo wreed en zoo zwart-dreigend!
Moedig zien wij de storm tegemoet, vlagen manhaftig trotseerend, met ferme stap voorwaarts schrijdend.
Wij voelen dan niet zoo scherp de wonden der doornen, die ons op den weg het hart doet bloeden, maar worden aangemoedigd en gesteund door den vriend, die met en naast ons gaat, en ondanks zijn wonden, tòch voortgaat!
Indien wij geen vrienden hadden, wij zouden te gronde gaan, omdat wij ons, alleen, machteloos wanen tegen die strenge Ernst van 't leven, die zich zoo somber dikwijls voor ons opdoemt! Wij zouden nergens steun vinden, die ons weder op zou heffen uit onze val!
Innige vriendschap heeft en sterkt ons op het pad des Levens!
Dáárom moeten wij ook gelegenheid geven tot indringing in ons wezen, moeten wij onze ziel blootleggen, opdat onze vrienden voelen zullen het Mooiste, dat in ons is!
Want voelen is begrijpen! Wanneer wij slechts éénmaal een emotie van elkaar intens gevoeld hebben, dan hebben wij elkaar begrepen, maar ook het hoogste genot gesmaakt, d.i. het Eén-zijn van Twee!
Ach, laat ons niet twisten over dingen, die ons op 't oogenblik hinderen, dingen, die voorbijgaan in komende tijden, en laat ons in troebele uren nooit het Mooie verloochenen, dat wij eens in elkaar gezien hebben!
Laat steeds dat Lichte voor ons staan, helder voor onze oogen: dan zal het ons toeroepen:
Ziet, niettegenstaande alles moògt en kùnt gij dat Klare in Uw vrienden niet verloochenen: gij moet de Waarheid erkennen, want gij ziet de Waarheid:
Dan zult ge uitroepen, terwijl al het troebele zich in u oplost tot één groot jubelgeschal:
Om der Waarheid wille: Gij zijt vriend!
En later? Wij worden ouder, begrijpen beter, en krijgen een ruimere blik op alles rondom ons!
Wij voelen steeds harmonie in elkaars Wezen, wij strijden tezamen den strijd!....
En het verlangen is gekomen, een liefdewezen te hebben, naast ons, voor eeuwig!
En dikwijls heb ik nagedacht, waarom toch een ernstig wezen een liefdeziel naast zich wil hebben!