liep nl. op glimmend gepoetste vetleeren laarzen, en de sneeuw kraakte bij iederen stap onder zijn voeten.
De kou was snijdend scherp. Dikke, teervette rookmassa's stegen uit de schoorsteenpijpen omhoog, en vermengden zich kronkelend met de volmaakt stille lucht.
Hoewel het reeds donker was, hoorde men nog bijlslagen op de houtheuvels. De ruwe, bevroren berkenstammen werden met luide slagen geveld en gekloofd. Hier en daar onderscheidde men ook het dof gerinkel van een arreslee in de dichte, koude lucht.
Een lage, dichte nevel lag over de rivier, die zich om de driehoekige, vlakke landpunt heenkronkelde. De boschruggen aan beide kanten leunden gemakkelijk tegen de ronde, lage, naakte rotsen aan.
De menigte uit de gerechtszaal was voor den winkel blijven staan. Ze bleven er wat praten, terwijl ze al rillend den eenen voet tegen den andere wreven.
Langzamerhand gingen ze één voor één den winkel binnen, waar een paar rendierlappen al een borrel stonden te drinken aan de toonbank.
‘Ik heb duizend rendieren’, pochte Nikko Nille, vroeger een geschikte kerel, maar thans een dronkaard en pocher, éen van Biettar Oula's hevigste vijanden, omdat hij indertijd met veel kans op slagen Elle 't hof had gemaakt, de groote, mooie, dikke Elle. Hij was aan het opsnijden. Hij had zeshonderd rendieren en om die te krijgen was hij genoodzaakt geweest een oude, manke weduwe naar 't trouwaltaar te leiden. Zoodra de wittebroodsweken voorbij waren was hij Elle het hof begonnen te maken. Maar daar het een wissel bleek te zijn, die nog lang op zich zou laten wachten, - de oude zou nog niet zoo gauw opstappen, - vond Elle het per slot maar wel zoo voordeelig een soliden man te trouwen dien zij kende, al was hij vroeger dan ook het gevaarlijkste dier uit de streek.
‘Ik heb de heele spaarbank van Hammerfest in mijn zak,’ pochte Nikko Nille.
Er liep een zwarte vloeistof over zijn onderlip en er droop grijs schuim uit zijn mondhoeken.
.... ‘Ik zou de heele kudde van Biettar Oula kunnen koopen. Maar ik zou zulke rendieren niet willen hebben, die....’ Een onwillekeurige vrees weerhield hem zijn opinie uit te spreken. Hij begon geimproviseerde schimpliedjes te zingen op de wijze van Biettar Oula's lied. ‘Biettar Oula slacht gedurende den winternacht.’
Mannen en vrouwen, die een zaligen roes te pakken hadden, vielen in, omhelsden elkaar en schommelden op de maat heen en weer. De vochtige, knolvormige gezichten, die uit de bonten pelsjassen staken, glommen als roodkoper in het flikkerende lamplicht, dat vaag violetkleurig de vochtige, van brandewijn doortrokken lucht trachtte te doorboren. De zweetdroppels die over hun wangen liepen, zagen vuil en zwart. De winkel zelf was in den zelfden trant. Op de planken lagen kleedingstoffen, halsdoeken en sjaals in de schelste kleuren door elkaar. Het was een bont mengelmoes van rood, blauw, geel en groen. In een glazen kastje op de toonbank prijkten koperen ringen, söljer en andere fraaiigheden van allerlei slag. De laatst aangekomenen drongen naar voren en vermengden zich onder de anderen en deden, met meer of minder succes, hun best zich dronken voor te doen, zoodat de kruik of het glas ook bij hen ophield.
‘Arme stakkert, arme stakkert. Elle, E - elle, Elle, E - elle.’
Maar er ging een schok door de saamgedrongen menigte toen plotseling Biettar Oula de deur opende en zich met zijn ellebogen een weg door de menigte baande. Kleine Andi had zich aan zijn vaders lange zwaard vastgeklampt. Het reusachtige sabelmes en de met zilver beslagen schede was een wapen dat de kleine jongen innig aanbad.
Biettar Oula wierp een vetten, groeten rendierbout op de toonbank. ‘Daar zullen we cognac voor drinken.’ Hij was grooter en deftiger dan de andere Lappen; hij dronk altijd den duursten brandewijn en de winkelier behandelde hem altijd met de grootste onderscheiding. De kruik werd neergezet. Hij nam er een flinke teug uit en gaf de kruik toen aan Elle, die er maar even haar lippen aanzette - en een beetje grinnikte, zooals veel vrouwen doen. Zij droogde met een punt van haar halsdoek haar zinnelijke lippen af, die bloedrood zagen en een goede gezondheid verrieden.
Biettar Oula zeide langen tijd geen woord, maar dronk des te meer. Zijn zwarte, scherpe oogen waren langzamerhand gaan schitteren en richtten zich nu aandachtig op een groepje dat zich gevormd had om een man, die nog al spraakzaam scheen te zijn en die men nu dronken trachtte te maken.
(Wordt vervolgd).