aangeleerde braafheid, maar erken dat het aangeboren is, evenals mij het sterke en uitgesproken haten van alle onrechtvaardigheid en valschheid en hebzucht òòk is aangeboren.
Vriendelijk dank nogmaals voor Uw schrijven.
Anna te Hilversum. - Ik heb aangaande de onderteekening aan Uw verzoek voldaan. - Ja, gij zijt niet de eenige, die het afsluiten van mijn levens-herinneringen hebt betreurd. Nu, het is beter in zoo'n geval een stuk herinnering te kort te maken dan te lang. Dat tram-verhaal, dat gij mij doet van die ‘critiseerende dame’, ja lieve Anna, wat zult gij daaraan doen? Wie kan beletten aan de menschen, dat zij hardop spreken over bepaalde personen in een publiek vervoermiddel, als de tram is? Hij of zij die dat doet toont reeds dáárdoor zijn of haar onopgevoedheid; en, dat het vonnis werd geveld, door die onbevoegde, over een schrijfster van naam als Top Naeff, wat is dat eigenlijk erger, of anders, dan de tallooze naamlooze oordeelvellingen van evenonbevoegden in tallooze bladen, tijdschriften, enz.?
Voor Uw vriendelijk schrijven in zake den nieuwen Jaargang veel dank. Wat den raad aangaat, dien gij mij vraagt, ik zou, als ik U was, mij in die dingen aan de opinie van Uw uitgever houden. Hij is het, die voor de verzending heeft te zorgen, en hij weet beter wat het meest-geschikt is voor den verkoop dan gij; tenminste waar het, zooals in Uw geval, geldt een goeden, van zijn vak op de hoogte zijnden uitgever. Voor zoover ik het kan beoordeelen lijkt mij zijn idee wel verstandig, ofschoon ik niet geloof dat het de gewone wijze van handelen is. - Het laatste briefje van U handelt over een courant, die de aandacht vestigt op Jo's ‘onthullingen’ over ziekenverpleging in de Lelie. Inderdaad, men kan dit minder noemen onthullingen dan wel feiten. Ik-zelve bezocht eens in een ziekenhuis een zieke kennis; terwijl ik even moest wachten in den gemeenschappelijken salon, zag ik daar een heer zitten, met een somber gelaat insgelijks wachtend. Na eenige oogenblikken verscheen een Zuster, die hem zakelijkkort-af meedeelde: ‘De operatie is goed afgeloopen, gisteren avond, de zieke is echter te zwak om U reeds te mogen zien.’ - ‘Hoe is zij?’ - vroeg de heer, die blijkbaar in groote zorg verkeerde. Daarop volgde woordelijk het antwoord: ‘O zij is heel goed, zij klaagt wel over vreeselijke pijnen, maar dat is maar inbeelding!’
Daarmee kon de echtgenoot naar huis gaan! Prettige verpleegster, dacht ik, aan wie die zooeven geopereerde dame is overgeleverd! - Zulke vonnissen van zelve gezonde verpleegsters doen mij altijd denken aan die van de menschen, die het tegen mij bejammeren, dat mijn honden geen geknipte staarten en dito ooren hebben, en wanneer ik hun dan zeg: ‘Die wreedheid wil ik niet,’ behagelijk verzekeren: ‘O maar dat doet hun geen pijn, dat voelen ze niet.’ - Ik geef hun dan steeds tot antwoord: ‘Knip dan aan je eigen ooren, dan kan je 't eerst zelf eens ondervinden of het pijn doet of niet’. En, in denzelfden gedachtengang wensch ik ook heimelijk alle dergelijke ‘verpleegsters’, die zoo precies weten wat inbeelding is, en wat geen pijn doet, van harte toe, dat ze het zelf ook eens ondervinden mogen zoo aan willekeur te zijn overgeleverd. Ik herhaal, wat ik ook reeds schreef in die Varia, waarin ik de geschiedenis van professor Treub, in de Telegraaf meegedeeld, overnam: zelve ben ik nog nooit door verpleegsters behandeld, noch in ziekenhuizen, noch in mijn eigen thuis, wat ik dus in dezen zeg is niet uit persoonlijke rancune, maar uit ergernis, om wat ik om me heen opmerkte inzake ‘zusters’ en ‘verpleegsters’, en ‘ziekenhuizen’. -
Neen, óók op verzoek van derden, vertel ik nooit of te nimmer, aan wien ook, den naam van iemand, die mij onder pseudoniem schrijft. Daarop kunt gij geheel gerust zijn.
Ten slotte wil ik hier even vermelden, dat waarop gij mij attent maakt, naar aanleiding van n9. I van den nieuwen jaargang, namelijk dat mevrouw Heuvelinck, gedurende een ziekte van mevrouw van Wermeskerken, insprong. De abonnee in-questie, die de verschillende redactrices opnoemde in dat bewuste stukje, heeft haar denkelijk niet-genoemd, omdat er geen sprake was van waarnemende redactrices. Immers, dan had zij in de eerste plaats melding moeten maken van mevrouw Thérèse Hoven, aan wie de heer Veen de leiding der Lelie toevertrouwde, gedurende den tijd van preventieve gevangenschap van mevrouw van Wermeskerken.
Never-weary. - Dezen keer hebt gij al een bijzonder flink en op Uw doen toepasselijk pseudoniem gekozen. En, dat brengt er mij meteen op, dat ik het toch eens moet zeggen, hoe het mij verheugt U in den loop onzer kennismaking (nu al van het begin af dat ik de Lelie overnam) zoo van jaar tot jaar te zien toenemen in levensmoed en in het leven-weten-te overwinnen dientengevolge. - Welk een geheel andere stemming is nu in Uw brieven dan in dien vroegeren tijd, waarvan ik spreek. Zoo gaat het: of men gaat onder door het leed, of men léért er door; het laatste is met U het geval.
Om Uw zinnetje van die familie-leden, die zich-zelf alles, en den armen bloedverwant niets gunnen, moest ik niet zonder bitterheid lachen. Daar weet ik, en ieder die dergelijke familieleden rijk is, van mee te spreken. Zelf zich amuseeren zich alles gunnen, maar, o wee, als de arme bloedverwant ook nog iets anders van het leven verwacht en verlangt, dan zich-zelf door arbeid den mond openhouden; dan wordt deze voorgehouden: sparen voor den ouden dag, nederigheid, etc., etc. Kennen wij, lieve Never-weary! - Nu, ik hoop maar, dat gij U niet laat uit het veld slaan, en U er tegen verzet; vooral geen valsche schaamte! Laat U toch niet door zulke familieleden weerhouden Uw eigen weg te gaan; die meenen U toch niet. - Een werkkring als dien gij mij noemt van particuliere-secretaresse, zal, dunkt mij, alleen zijn te vinden door recommandatie. Zulke betrekkingen zijn gewild. Kent gij boekhouden, stenografie, machine-schrift? -
Ik kan U den naam van A.L. (wier spiritistische ervaringen gij wilt weten naar aanleiding mijner correspondentie aan haar) natuurlijk niet verraden. Vraag haar, onder aanhaling van het nommer der Lelie waarin die correspondentie voorkwam, of zij bereid is hare ervaringen U mee te deelen (per gedachtenwisseling).