II. Volksdag in den dierentuin.
- 10 cent entrée. -
Onlangs, in een vergadering van autoriteiten, waar een redevoering werd gehouden over de grootheid en almacht van den mensch, ontboezemde de Voorzitter tegen mij, dat ik een merkwaardige uitzondering was; omdat ik bij rondvraag over die voordracht beweerde, dat ik een damhert en een lama, mooier van uiterlijk en schranderder vond, dan over 't algemeen de mensch! Over smaak valt niet te twisten. Daar kan ik nu niets aan doen. Ik vind een lama een superieur beest; veel superieurder dan vele mensch-exemplaren uit 's Werelds diergaarde. Leuke dieren die lama's. Onlangs, in den dierentuin te Amsterdam, kwebbelden twee oude dames voor het lama-hok: ‘Wat een gek beest, wat staat ie te kouwen.’ ‘Zeker Séquah!’ - Pats! Daar spuwde de kwebbelaar een spuug nat gras precies in een van de mantelzakken der dames die hem bespotten.
Is dat geen flink dier? Bespot een mensch, hij loopt gewoonlijk hard weg, bespot een lama, hij troeft je die aardigheid dadelijk af! Duidelijk was het in zijn spuug-blik te lezen: ‘Wat een paar ouwe teemtutten zijn dat’. Pats, een spuug! Groote ontsteltenis onder de dames. Bijna een flauwte. Dikwijls vergist homo zich in het dier. Zooals een mensch zich méér vergist. - Tijden geleden was ik óók eens met gezelschap in ‘Artis.’ Voor ons uit liep een boerenzoon ‘met zijn meisie’. Genaderd tot den struisvogel, zegt ze tegen haar pruimende-homo, ‘wat is dàt voor groot beest?’ ‘E's kijken in de Kàtten-loges’ zei d'y. ‘No...,’ ‘O’ zegt hij, (hij had een verkeerde afdeeling) ‘dat is de buffel’.
‘Wat,’ zegt zij, ‘die groote vogel, is dàt nu de buffel? Wat heeft zoo'n buffel twee hooge, dikke pooten! Het lijkt precies je vader’. Leuk ouder die (dommere?) menschen te verkeeren.
Zondag 8 Aug. in den dierentuin te s' Gravenhage; geopend voor 10 cent entrée. Meest vrouwen met kinderen; geëscorteerd door homus-excellento. Een wit vest aan, een lange zwarte jas er over uitgespreid, een knalpot op den kop. Een mandje met saucemangels in de hand voor zijn confraters, de apen.
Stikwarm; mudvol. Op de ronde bank onder de olm, tegenover 't Aquarium plaats voor 12 menschen. 20 er op. 10 zitten te slapen in 't zonnetje. Ik loop te dwalen. Komt een wedu' op af! Geen dominicaner of Paradijs weduwe, maar een gewone Haagsche; groot dik, met vette armen onder een opengegaasde blouse en ‘zwei dúnkle Augen’. ‘Weet U ook waar 't doolhof is’, vraagt ze mij zoet. ‘Welzeker mevrouw, daar voor U is het. Let op het opschrift:
‘Wat is dat, daar?’ ‘Zoet vermaek, wat is dat’, zeg ik tegen een voorbijloopenden oppasser. Zeker geen Hollander, hij schijnt me niet te verstaan, geeft geen antwoord, loopt lachende verder.
H. VAN HOLK.