X. Geniet het Leven.
Het leven genieten beteekent in gewonen zin - zich overgeven aan overdadig eten en drinken en allerlei andere zoogenaamde genoegens. Deze wil ik echter volstrekt niet aanbevelen. Men moet genieten van wat de dag en het toeval brengt; men moet bereid zijn om te genieten, willen genieten, men moet alles genieten wat genoten kan worden, uit alles moet men genot zien te halen, uit alles wat niet tot het kwade of het onvruchtbare behoort.
Als men een hoekig voorwerp moet vasthouden, draait en keert men het net zoolang tot men een gladden kant gevonden heeft.
Weinig dingen zijn even stekelig als een stekelvarken, bijna altijd is er wel ergens een gladde kant en dien moet men opzoeken.
Maar het kan gebeuren dat men, om van iets te kunnen genieten, zijn vaart moet intoomen, het verbruik verminderen, leeren wachten. En dit is iets wat men zichzelf dikwijls moet voorhouden, want dit leert ‘de tijd’ ons niet, daarvoor heeft de tijd 't te druk.
Dikwijls zou men tegen zichzelf moeten zeggen: Wacht eens even en open je armen voor 't volle leven, loop langzaam want in je binnenste is een wereld die je toefluistert, om je heen is een wereld, die je toewenkt, loop langzaam en adem diep, loop langzaam en zie om je heen!
Als men naar den arbeid gaat, of er van terugkeert zijn er duizenden dingen te zien en te hooren. Iedere vogeltriller is 't luisteren waard, ieder onschuldig kind, ieder jong en mooi gelaat is een lichtpunt aan u gegeven. Het is vermakelijk de intonatie te hooren van een stukje gesprek, dat we toevallig opvangen en de menschen op te nemen, die we passeeren, ieder op zich zelf is een geheele geschiedenis. Een goudregen van vluchtige schoonheidsglimpjes valt voordurend op ons neer: een vlugge gang, een hoed met haneveeren, een door de zon ver-