gezien in het wit gekleed, met blauwen gordel, twee gouden rozen op de ongeschoeide voeten en aan den rechterarm lang afhangend een rozenkrans van witte koralen aan gouden schakels. De vrouw was zeer schoon en beminnelijk, zij had haar bevolen met de vingers de aarde op te graven, waardoor een bron zichtbaar werd, zij had haar bevolen zich daarin te wasschen en daarvan te drinken, zij had haar gezegd te bidden en haar gevraagd gedurende twee weken iederen dag op die plaats te komen. Het kind beloofde en deed dit. De andere kinderen, die haar vergezelden zagen niets van de wonderbare vrouw. De woorden op de dagen der twee volgende weken door haar tot Bernadette gesproken en alleen door deze gehoord waren ongeveer de volgende.
- Bid God voor de zondaren. - Boete, boete, boete! -
- Ga en zeg aan de priesters, dat zij hier een kapel moeten bouwen. - Ik wil dat men er in processie zal komen. - Ga drinken aan de bron en wasch u er in. Eet van het gras, dat gij er zult vinden. - Ik ben de Onbevlekte Ontvangenis. - Zij deelde Bernadette ook een gebed mee en drie geheimen voor haar alleen bestemd, waar deze nooit een woord van aan iemand heeft meegedeeld. Alle woorden door de vrouw gesproken waren gezegd in het dialect van de streek.
Door hare laatste woorden: ‘Ik ben de Onbevlekte Ontvangenis, gaf zij op aandringen van het meisje te kennen wie zij was, de Moeder van Jesus.
In het geheel zag Bernadette de verschijning 18 keeren, de duizenden, die haar vergezelden, het nieuws had zich snel verspreid, zagen niets; maar velen der zieken, die daar binnen kwamen om hunne gezondheid bidden, soms zich wasschende in de pas ontstane bron, werden op wonderbare wijze genezen.
Toen de kerkelijke overheid, die zich lang onzijdig had gehouden, zich vergewist had van de echtheid der mededeelingen van Bernadette en van de aan de Grot gebeurde genezingen, gaf zij nadat ook de tegenstand der wereldlijke overheid was overwonnen, haar toestemming tot het bouwen der Basiliek en het houden der bedevaarten naar de grot, die steeds talrijker werden, zoodat na weinige jaren Lourdes is geworden, wat wij het kennen, een tweede brandpunt van Frankrijk in staat duizenden uit alle werelddeelen te trekken.
Het stadje is prachtig gelegen aan den rand der Pyreneëen, de wisselende wolken, de zon, de niet zeer hooge groene bergen geven gezichten, die telkens treffen door hun liefelijke schoonheid. Uit het station komende ziet men een hellenden straatweg voor zich, de Boulevard de la Grotte, waarlangs men in 20 minuten de Grot kan bereiken. De huizen dezer straat zijn alle hotels of winkels van devotievoorwerpen als rozenkransen, medailles enz, soms beiden te gelijk. Een zware steenen brug voert over de Gave, een heerlijk bruisende bergstroom, groenachtig van kleur, en men betreedt door een ijzeren hek de Esplanade, een groot plantsoen, dat uitloopt tegen het front der Rozenkranskerk. Er liggen eigenlijk drie kerken boven elkaar, eerst bouwde men de Basiliek met haar Crypte op de Mastabielarots, de rots der verschijning, later toen de pelgrimages talrijker werden, werd de Rozenkranskerk, een groot cirkelvormig gebouw op den beganen grond tegen den berg aangebouwd, rechts gaat de weg naar de Grot, die eenige minuten verder is gelegen in de zijde van den berg, waarop de Basiliek staat. Altijd is het stil aan die Grot, en toch knielen daar meestal honderden menschen. Fluisteren van gebeden, zuchten, schuifelen van voetstappen is al wat men hoort, waar tegenin krast het scherpe geluid van den ijzeren schoffel, waarmee de oude wachter van de Grot de van de kaarsen afgedropen was van den grond en de kandelabres krabt. Rechts op manshoogte in een nis is een Mariabeeld geplaatst, zooals Bernadette haar zag en op dezelfde plaats. Vóór den ingang is een ijzeren hek, dat rechts en links een doorgang laat voor degenen, die willen binnengaan. In het midden der Grot staat een klein altaar, waaraan s'morgens missen worden gelezen. De afstand van de Grot tot de Gave is tamelijk groot en bezet met banken, die in het midden een vierkant open laten voor de zieken.
Alle pelgrims, ook de zieken voor zoover zij dit kunnen, beginnen hun dag met het bijwonen der H. Mis en het ontvangen der Kommunie, men staat vroeg op, de pelgrimsdag begint om 4 of 5 uur; de zieken, meestal meegevoerd door de groote pelgrimstreinen worden verpleegd in het Hôpital de Notre Dame des Douleurs of in de beide andere hospicen. Het is het werk der brancardiers de zieken van den trein te halen; voor zoover hun toestand het toelaat worden zij in rolstoelen naar de stad gebracht, die dit