Gedachtenwisselingen.
I. Gedachten over Opvoeding.
Naar aanleiding van een artikel over Opvoeding in No. 51 van de Hollandsche Lelie Jaargang 1909; beslaande een paar kolommen op bladz. 810 en 811.
Met belangstelling las ik het geval, door den schrijver daarin weêrgegeven, en zou gaarne tegenover een voorbeeld, waarvan mislukking het einde was, het mijne willen stellen, dat met goeden uitslag bekroond is geworden.
Met ons dochtertje is iets gebeurd, dat op 't beschrevene gelijkt, maar waarvan de uitkomst zoo geheel anders was.
Bedoeld meisje was van jongs af aan een zeer nerveus en moeilijk kind, volgens geneeskundig advies niet normaal, zij was altijd vermoeid en zag er lijdend uit.
Met zachtheid en toegevendheid dachten wij veel te bereiken, helaas! haar dwingerig en heerschzuchtig karakter openbaarde zich al meer en meer, meermalen werd door ons wel gedreigd, maar door verkeerd geplaatst medelijden de straf niet volvoerd.
De heer die bij ons appartementen bewoonde, was een waar kindervriend, hij had door de praktijk in zake ‘opvoeding’ veel ervaring, hij strafte wat hij lief had, doch zich misdroeg.
Meermalen kwam hem het schreeuwen en gillen van het kind ter oore, dat in haar driftbuien niets en niemand ontzag. Naar aanleiding van dat rumoer sprak hij met mij en vroeg: ‘is het wel goed het kind te ontzien en niet te behandelen en straffen als een gewoon kind? Mijn systeem, dat op ervaring berust, is: nooit het kind dreigen zonder er gevolg aan te geven en vooral geen dreigementen, die op een gegeven oogenblik wel klinken, maar per slot van rekening blijken onuitvoerbaar te zijn.’
‘Maar,’ was mijn vraag, ‘waar dan mede te straffen? hoe te doen - ik zelf heb over niet veel tijd te beschikken, daar elk uur van den dag gevuld is door mijn' drukken werkkring?’
Na rijp overleg kwam men tot de volgende regeling: Zoodra het meisje weer toegaf aan die drift werd zij door voornoemden Heer bovengeroepen en werden haar een paar vermenigvuldig of deelsommen opgegeven. (Het tienjarig kind kon b.v. de tafels van vermenigvuldiging niet uit 't hoofd leeren en was in alle opzichten vèr achter bij andere kinderen.) Huilende en gillende kwam zij dan boven, en opmerkelijk was het, hoe spoedig zij kalmeerde, wanneer zij gezet werd, voor het opgegeven werk.
Niettemin, met één slag valt nooit een boom, er kwamen nog telkens hartstochtelijke tooneelen voor waarin zij steeds aan haar drift toegaf.
Daarbij gebeurde eens iets dat veel gelijkenis vertoont met 't geval, dat de schrijver op het oog had, maar waarbij de uitslag zoo geheel anders was.
Gedurende een van haar driftbuien, deed zich van boven de stem van den kindervriend hooren ‘Zeg eens, moet ik je weêr boven roepen?’ ‘'t kan me niet schelen, al gaf U mij honderd sommen!’ tartte het kind in haar dollen overmoed. ‘Best,’ was het antwoord, ‘Honderd sommen.’ ‘Voor mijn part duizend,’ en 't kalme antwoord was, ‘Goed kind, je moogt er duizend hebben.’ En 't meisje werd bij haar woord gehouden en de zelf gekozen straf haar opgelegd.
En die duizend sommen ‘die onuitvoerbare straf’ ze zijn gemaakt, maar zooals elk verstandig mensch zal begrijpen, slechts eenige per dag, zoodat er acht maanden verliepen eer de laatste gemaakt was.
En 't duurde niet lang of 't kind kreeg er zelf genoegen in, omdat die regelmatig, terugkeerende nuttige arbeid, haar telkens beter van de hand ging en zij bemerkte, dat zij het onderwijs op school beter kon volgen.
Het gebeurde ook wel eens dat de sommen vervangen werden door ander werk, waarin zij bijzondere oefening noodig had, welk werk echter in rekening werd gebracht, voor een vóóraf bepaald aantal sommen.
Er werd trouw administratie gehouden van de volbrachte taak, opvallend was het, hoeveel belang zij stelde in die administratie en zelfs eens blijde uitriep ‘Moeder, ik heb ze opgeteld, ik moet nog 84 sommen maken!’
En nu de resultaten van deze behandeling:
Mijns inziens, zeer belangwekkend, in elk geval voor mijn moederlijk gevoel zéér verblijdend.
Zij heeft in de eerste plaats geleerd, de verantwoordelijkheid te dragen van hare zoo los en dol geuite woorden, zij heeft althans in dit opzicht geleerd, zich zelf te beheerschen, zóó noodig in het leven.
2o. Haar gedrag op school (wat voordien veel te wenschen overliet) zoowel als thuis, werd van jaar tot jaar beter. Zelfs had zij, op haar rapport over het leerjaar '09, voor vlijt en goed gedrag 4½ en 5. 't Hoogste aantal te bereiken punten was 5.
3o. Heeft zij door 't vele doen, vrij goed leeren rekenen, is ook in andere vakken veel vooruitgegaan en het meisje, aan wier ontwikkeling, het Hoofd der school zoo vaak had gewanhoopt, bereikte en doorliep met eere de hoogste klasse.
Maar, zal de lezer zeggen, nu haat zij den paedagoog dan ook in 't diepst van haar zieltje! Allerminst, er is zelfs een band ontstaan, zij draagt hem groote achting toe, daar zij, hoe jong ook nog, gevoelt met iemand te doen te hebben, die doet wat hij zegt. Zij weet niet hoe zij hem 't meest genoegen zal geven, is blijde als zij iets voor hem mag doen.
Zóó strafte een kindervriend ‘uit liefde die begrijpt’ (zooals Viola zich zoo mooi uitdrukt) met beleidvollen ernst, niet omdat hij door het kind ‘warmloopt’.
Ik geloof dat dáárom de uitkomsten van 't geval van Viola en 't mijne, zoo ontzettend van elkâar verschillen. Haar paedagoog ‘liep warm’ werd driftig volgens haar beschrijving.
De houding van den paedagoog die mij bijstond was kalm en waardig, ziedaar het groote verschil.
Reeds lang was het een mijner liefste wenschen, bovenstaand in een Damesblad opgenomen te zien, en ziet, nu wordt mij zoo ongezocht de gelegenheid aangeboden.