Maar elk dezer landen bracht ondanks dat, in dien tijd toch uitstekende en blijvende dichters voort. En zelfs Noord-Amerika, het ‘Matter of fact Land’, waar, au fond, de woonplaats werd van 'n sterk geconcentreerd Materialisme bracht dichters voort die hier veel werden vertaald en gelezen.
Onder Victoria's regeering is niet één groot verheffend dichter-talent opgestaan. Wat er was in dien tijd had zijn groei ontvangen in de eerste helft der eeuw. Met het proza stond het niet veel beter in dien tijd. De eigenlijke dichter uit den Victoriaanschen tijd is Alfred Tennyson.
Wanneer het waar is dat wij allen producten zijn van onze omstandigheden, dan is dit zeker niet het minst 't geval bij de dichters. Zoodra zij zich iets bewust worden van hun kleurvolle fantazie, dan ontstaat er in den regel een innige associatie van de omgeving met de beelden der fantazie en gedurende hun geheele leven vaak is een duidelijke weerkaatsing daarop waar te nemen. De kleur van de jeugd-gedichten blijft vaak die hunner latere gedichten. Zulk een verschijnsel zelfs is vrij algemeen. 't Zelfde verschijnsel, bijvoorbeeld, merken wij op bij 't lezen van de ‘Prelude’ van Wordsworth. En zoo bij 't lezen van Tennyson's werk leeft men weer geheel in de mooie omgeving van zijn eerste jeugd. En óok vinden we dit in de gedichten van den oudsten Tennyson, Frederik en in de sonnetten waarmede Charles Tennyson Turner onze litteratuur heeft verrijkt.
Den zesden Augustus 1809 werd Alfred Tennyson geboren op Somersby, als zoon van George Clayton Tennyson en Elizabeth Tennyson. Op de oude hoeve was het waarlijk niet eenzaam en verlaten. Daar waren een tijd lang Frederik Tennyson, Charles, Alfred, Eduard, Horatio, Arthur, Septimus, Cecilia, Emily, (de verloofde van Hallam) en Matilda Tennyson. Daar klonken wat blijde lach en vaak een twiststem óók langs de vlakten en over de heuvels rond de oude hoeve. De heerlijke omgeving daar vòl schoonheid moèst wel voeden de fantazie dier kinderen!
Aan zijn beide ouders heeft de dichter een voornaam deel ook van zijn karakter-vorming te danken. Zijn vader, Reverend George Cleyton Tennyson, een knap en kundig man, had een bijna spreekwoordelijk geworden goedheid in zich, zou nimmer iemand een haar op het hoofd hebben gekwetst. De dorpsbewoners beschouwden hem als hun meester, niet één die niet hield van den grijzen, ouden man. De dorpsbewoners en hun leven en dat van de familie Tennyson was één. Zij deelden elkanders vreugden en smarten. Zoo is onder de oudste dorpsbewoners bewaard gebleven de herinnering aan de Tennysons. Wel bijna allen die iets nog vertellen kunnen van ondervonden goedheid, van de echte ondeugdstreken van de jongens. En zulk eene herinnering leeft niet enkel voort in Somersby maar ook in Mublethorpe en Skegness of Skeggy, zooals men 't gewoonlijk noemde.
Reverend Tennyson gaf een volkomen vrijheid aan zijn zoons en dit stelde hen in staat fijn te kunnen nagaan en diep te kunnen doordringen in het leven ook van den minderen man, van den boer, van den veldarbeider. En hun leven en doen voelde Alfred diep na. Hoe vaak heeft hij deze onderwerpen niet mooi en diep-gevoeld behandeld! Op het erf en in den omtrek van Somersby ging hij ook met al de wonenden daar vrij en vertrouwelijk om. Alleen wanneer de oude heer gedichten werden voorgelegd dan verdween zijn goedige glimlach. Hij liet zich nooit uit over hun gedichten, zeide 't honderde malen dat daarmede geen geld te verdienen was. In dat opzicht voelde de oude mevrouw haar kinderen meer na in hun gemoedsleven. 't Zijn Charles Tennyson Turner eigene woorden dat zìj het was die hem en zijn broer Alfred steeds had aangemoedigd reeds in hun vroegsten tijd. De oude mevrouw was een kleine, zachte, lieve, oude dame, met donkere oogen en donker haar. Ze was meestal ziekelijk, maar alle kinderen waren dol op hun moeder. Zulk een liefde ook, als Tennyson had voor zijn moeder, zulk eene liefde zal men vinden bij weinig mannen.
Zooals reeds gezegd, de omgeving heeft Tennyson geheel gevormd. Niets ontging aan zijn fijn-opmerkende blik. ‘His poet's ear was as “practised” as a blind man's touch’, en waarlijk ook trof hem 't kleinste rondom. Daar was de kerk in Somersby, ‘The Bag, Enderby Church.’ 't Type van 't kerkje op het Engelsche platte land, het idyllische kerkje met den vasten vierkanten toren met klimop begroeid, tusschen groen verscholen. Dat kerkje had reeds vroeg groeten indruk gemaakt op Alfred. Daarin en in vele kerken van den omtrek, leefden nog voort de riddertijden met hun eigenaardige bekoring en mystiek. 't Lieve, vrien-