Toen, langzaam aan, begon 't sentimenteele element te overheerschen; de “Lelie” werd gevoelvol. “Zonnekind” schreef opgewonden ontboezemingen over het leven, en “Zoekende” verheerlijkte de liefde in smachtende regelen, terwijl tal van andere “Lelietjes” en “Blauwoogjes” en Stille-aandachtigen’ haar van teederheid overvloeiend gemoed in verzen moesten uitstorten.
- Toen werd de ‘Lelie’ kuisch. De Vragenbus werd een bron van klachten over de slechte behandeling der mannen, die de vrouw ‘passeerden’, ja, ‘verwaarloosden’!! Wàt moest men in zóó 'n geval doen? Een goede kennis had niet gegroet, terwijl de mogelijkheid kòn bestaan, dat hij ‘Eene Beleedigde’ wèl gezien had; moest genoemde Beleedigde nu in 't vervolg haar hoofd omdraaien, òf moest ze recht vóór zich zien? - Deze periode duurde ongeveer een jaar; toen kwam er een tijd, dat de ‘Lelie’ wraakzuchtig werd; er werd geschreeuwd om recht voor de ‘emancipatie’, om afschaffing der gevangenissen, der krankzinnigengestichten..... In die dagen begon ik er over te denken mijn abonnement òp te zeggen - maar - toen kwam U, met Uw krachtigen bezem met de hàrde haren, - en veegde met breeden zwaai al de reine, zedige, smeekende, vertrapte ‘Lelietjes’ en ‘Woudduiven’ weg - en het blad werd, wat het nu is: een flink, eerlijk tijdschrift, waarin verstandige menschen hunne meening durven zeggen: een sympathieke verschijning: een Daad!’
- - Het is reeds eenigen tijd geleden, dat ik van een vriendelijke abonnée bovenstaande regelen ontving; ik knipte ze uit, om ze te gebruiken als inleiding tot den nieuwen jaargang. - Want inderdaad heeft de Lelie zich onder mijn redactie gewijzigd, is een zoo geheel andere richting uitgegaan dan in de vroegere jaren, toen zij diende tot jonge-dames-weekblad, dat ik thans, nu door den loop der jaren bleek, hoe die nieuwe richting wortel schoot, bij abonnés en lezers, recht heb, ja de verplichting gevoel, uitdrukkelijk even stil te staan bij wat de Lelie was voor ik haar overnam, en wat zij is geworden nu van lieverlede, onder mijn redactie.
Ik wil het niet ontkennen: met een bezwaard hart zag ik de eigenaardige soort ‘copie’ aan, die tot mij overkwam uit de nalatenschap van mijn voorgangster; meestal flauwe kinderachtige schetsjes, van ‘Lelietjes’, allemaal onder pseudoniem van ‘Corrie's’ en ‘Bettie's’, enz., enz., handelend over liefde, vooral ongelukkige liefde natuurlijk. Verder hier en daar 'n preekerig hoofd-artikeltje van 'n achtstenrang-dominee-inhoud,... et voila tout. Men moet roeien met de riemen die men heeft. Als men een Blad en een Redactie overneemt, moet men voor alles zijn lezerswereld leeren kennen, en zich-zelve van zijn kant doen leeren kennen. Dat laatste deed ik van meet-af met allen nadruk. Nimmer heb ik mijn eigen opinie, over wat of wien ook, onder stoelen en banken geschoven, met alle openhartigheid heb ik steeds in artikelen en correspondentie mijn eigen standpunt duidelijk gemaakt; en het gevolg is bij uitstek vleiend voor mij geweest. Van jaar tot jaar werd de inhoud van de Lelie voor de meeste lezers en lezeressen steeds meer een vragen naar wat ik, de redactrice, er in schreef; indien een enkele maal de correspondentie wat is bekort geworden, of een vervolgnommer van een of ander artikel van mijn hand uitbleef, dan stroomde het telkens brieven aan mij met zachtzinnige verwijten daarover, en telkens opnieuw moest ik de aangename meedeeling lezen in vertrouwelijke brieven: ‘Ik lees de Lelie om wat U er in schrijft’. -
Zoo is zij mij lief geworden; zoo zijn mijne lezers mij lief geworden, als oude bekenden, of als nieuwe vrienden. Maar ook, zoo ben ik mijn verantwoordelijkheid aan mijn abonnéswereld gaan voelen als een steeds grootere en meer beteekenende. -
Waar ik in den begin dikwijls nog een of ander onbeduidend schetsje plaats verleende, ter wille van het verleden van de Lelie, of wel bij de opname van dit of dat onbeduidendheidje rekening moest houden met de smaken van zulke tot een verleden tijd behoorende lezeressen, van lieverlede werd mijn lezerskring een zoo andere, een zoo uitgebreide onder alle standen en kringen en onder beide geslachten, dat ik daardoor mij met blijdzag gerechtigd veel van wat er vroeger nog dóór kon ter zijde te leggen, en de kolommen te vullen met boekbesprekingen, of met artikelen en brieven over onderwerpen van actueelen aard, bovenal echter met een steeds uitgebreider wordende correspondentie van mijn hand en met antwoorden op al de vragen en vertrouwens-uitingen, die tot mij komen.
- Op dat laatste punt, op die correspondentie-rubriek, wensch ik, omdat zij voor zoovelen de aantrekkelijkheid is van de Lelie, sinds ik haar redigeer, nog even terug te komen. - Wat zij oorspronkelijk was onder vorige redacties: een antwoorden op allerlei nevenvragen en nevendingen, dat is zij, gelijk ieder weet, die de Lelie leest, nu sinds lang niet meer.