ach neen, een Groot-Mokumsche voordracht in het Duitsch te hooren...!
Een dame, die zoojuist het eerste gedeelte van de middelbare akte Fransch had gehaald, vroeg me, of ik haar aan het correspondentschap van een Parijsch dagblad kon helpen.... Proeven van stijl en gedachtengang zond zij er niet eens bij!
Enzoovoort, enzoovoort. Te veel om op te noemen.
Sommigen vroegen me, eenige boeken, ‘en occasion’ natuurlijk, voor hen te koopen. Het geld zonden zij er niet bij; blijkbaar hadden zij een hoogen dunk van mijn bankierszaken.
Een ander verzocht me, in een Fransche apotheek een middel tegen zomersproeten te bestellen en het hem ‘onder rembours’ te doen zenden! Ik heb zijn zomersproeten laten overwinteren.
Doch het allersterkste staaltje kwam uit Indië.
Een impresario uit een der hoofdplaatsen van Insulinde gaf mij te kennen, dat hij gaarne te Parijs wilde komen met een troep Javaansche danseressen, komedianten (wajangspelers) en gamelanspelers en Menangkabausche schermers. Of ik hem met raad en daad wilde bijstaan. Of ik er de Parijsche wereld ‘warm’ voor wilde maken, door middel van artikelen, lezingen, mondelinge aanbevelingen, enz., enz.
Ik voelde er veel, zeer veel voor. In de eerste plaats bewonder ik de kunst der Javaansche danseressen en het gamelanspel, en is het mij een genoegen, de artistieke dingen van mijn geboorteland in ruimeren kring te doen kennen en waardeeren. In de tweede plaats zijn de Parijzenaars verzot op exotische dingen, en hebben, tijdens de wereldtentoonstellingen van 1889 en 1900, de Javaansche ronggengs en gamelanspelers hier een bizonder groot succes gehad. ‘Elles ont’, schreef in 1889 de muziek-aestheticus Julien Tiersot, in een zeer serieus, schoon niet geheel zaakkundig artikel, ‘tourné bien des têtes, les petites danseuses javanaises de l'Exposition. Tout ce qui, à Paris, a quelque sentiment d'art, est allé contempler leurs danses lentement cadencées, leurs mouvements souples et rares, et le groupement harmonieux de leurs poses hiératiques. Suivant ses préférences littéraires, chacun les compare à quelque héroïne de roman de son choix: tel songe à Salammbô; tel autre à la petite reine Rarahu; il est même un de nos confrères de la presse musicale à qui ces danses sacreés, au caractère contemplatif et presque immobile, ont, il l'a déclaré, rappelé Parsifal!’ Catulle Mendès wijdde een brok dithyrambisch proza aan de beminnelijke wezens, die de Bataven, met even groote laatdunkendheid als kleurenblindheid, ‘zwartjes’ plegen te noemen. En de dichter René Ghil, bezield door den aanblik van de mooiste der danseressen, dichtte ‘Le Pantoun des Pantouns’, een liefdesepos.
Goed, ik voelde er dus veel voor, en toog aan het werk. Ik kwam in aanraking met den vicomte Robert d'Humières, een ‘homme de lettres’, die, begrijpende, dat de Franschen ook wel iets van de buitenlanders kunnen leeren, in 1907 het ‘Théâtre des Arts’ oprichtte, teneinde er voornamelijk de meesterwerken van vreemden bodem vertaald op te voeren. Die schouwburg heeft een zeer groot en steeds stijgend succes, dank zij de welverzorgde opvoeringen, waarbij vooral op samenspel wordt gelet.
Wel, Robert d'Humières, die zeer rijk is, was genegen zijn schouwburg tegen den ‘kostprijs’, een minimaal bedrag, aan den Indischen troep te verhuren. Indertijd had hij de Japansche comédienne Hanoko en de haren geëngageerd, en nu vond hij, die zelf eenige maanden op Java was geweest, dat opvoeringen der Insulinders in de lijn van zijn streven lagen. Voor een engagement was het te laat in het seizoen; de troep kon op z'n vroegst in Juni aankomen en dan zoû des vicomte's vacantie reeds zijn ingetreden.
Dat heugelijk bericht bracht ik den Indischen impresario over. Hoe groot was echter mijn verbazing, toen ik ten antwoord kreeg, dat de Indische kapitalisten, die achter het zaakje zaten, een ‘uitkoop’ van 4000 francs per avond vroegen! Voor de helft daarvan kan een schouwburgdirekteur Sarah Bernhardt krijgen en dan heeft hij de zekerheid van enormen toeloop van het publiek. En nu vroeg een onbekende, ongeziene Indische troep, waarvan het succes van tallooze omstandigheden zoû afhangen, voetstoots het dubbele! Où, diable! le toupet va-t-il se nicher?
Een dier Indische geldwurmen durfde nog te beweren, dat het ‘Théâtre des Arts’ een derderangs-theater is, waarvan de dagbladen niet eens melding maken! Hij kende Parijs! De stumper, die misschien een halve eeuw geleden voor 'n dag of veertien te Parijs is geweest en bijkans uitsluitend koersnoteeringen leest, ignoreert als een mummie, dat meergenoemde schouwburg een der allergerenommeerdste van de Seine-stad is en de Parijsche bladen er dikwerf in uitgebreide artikelen gewag van maken.
Tot overmaat van ramp hebben de Indische geldwurmen, als echte ‘zakenmenschen’, tot nog toe nagelaten, mij de gemaakte telegramen andere kosten - een paar honderd francs - te vergoeden....
O, qu'il est doux d'être journaliste! En wat kan het vereerend en aangenaam zijn,