toezien, dat zij geregeld haar kousen wascht, wanneer zij gaat wandelen, in plaats naar 't Badhuis te gaan en haar abonnement, door Mevr. betaald, verscheurt.
Mijnheer v.d. Kamer haalt de dienstbodenkamers in de Amsterdamsche huizen aan. Moet niet iedereen in Amsterdam door de hooge huren enz. zich behelpen. In den Haag, in de nieuwe wijken hebben de huizen luchtige, flinke dienstbodenkamers.
Het is tegenwoordig ‘sollen’ met de dienstboden. Iemand, die een menschelijk hart bezit, is goed voor hen, zelfs zonder contracten. Het is onze plicht fouten te verdragen, maar ik zie niet in, dat van de leden van 't huisgezin alle lievigheden moeten komen en de dienstbode haar gangetje mag gaan.
‘Men moet de kasten niet afsluiten, dat wekt wantrouwen.’ Mijns inziens is het beter te voorkomen dan te genezen. Sterke beenen, die de weelde dragen in deze tijden van ‘meedoen’ en zucht naar weelde en opschik.
Ik meen ook te weten, dat men door den rechter in 't ongelijk wordt gesteld als er een diefstal gepleegd is, wanneer men daartoe zelf de gelegenheid gegeven heeft.
‘Men moet niet ophouden met spreken, wanneer de dienstbode binnenkomt.’ Als het gesprek zéér weinig te beduiden heeft, kan men doorgaan, maar uit één woord wordt zoo licht een heel verhaal gesponnen.
Weinig met de meiden spreken, vind ik uitstekend. Men kan toch vriendelijk tegen hen zijn. Een dienstbode heeft wel degelijk respect voor haar Mevrouw, als ze ziet, dat deze is: oprecht en consequent, dat zij opgaat in haar huishouden en nooit over anderen spreekt.
Heusch, de dienstboden hebben het zoo kwaad niet. Ik weet gezinnen, waar de dienstbode 's winters 's avonds heerlijk in haar welverwarmde keuken zit te naaien na een goed genoten middagmaal en waar de heer des huizes en de oudste dochter door weer en wind laat thuiskomen en dan nog hun middagmaal moeten gebruiken.
Zou de heer v.d. K. hier geen raad op weten?
Het heeft mij ook verwonderd te lezen, dat de Hollanders alles zoo best vinden in hun eigen land. 't Wordt wat beter, maar 't is nog niet zoo lang geleden, dat alles, wat uit 't buitenland kwam, den voorkeur had. En afbreken kunnen de Hollanders elkander ook, vooral in 't buitenland. De heer v.d. K. blijft daarin ook niet achter, als hij de opinie van de dienstboden in Genève over de Holl. dames ten beste geeft. Over dit onderwerp zou nog heel wat geschreven kunnen worden, maar dan zou mijn schrijven te lang worden.
Met de meeste hoogachting
Uw dienstw.
(ADA).