deerde, ontwikkelde, onafhankelijke, haar eigen brood verdienende vrouwen, in dien zelfden Staat, te verklaren voor onmondigen. Alleen die landen, die de vrouw uitsluiten van de erf-opvolging, kunnen in dat opzicht bogen op consequentie. Bij ons en in Engeland is de zaak van het kiesrecht voor de vrouw reeds gewonnen uit een zuiver rechtvaardigheids-oogpunt, alléén door de regeling van de troonopvolging.
Wat is er veel veranderd in uw leventje sinds ik het laatst van U hoorde! Gelukkig is het geen slechte tijding, die ik van U kreeg, maar, mij dunkt, gij zult het leeg voelen thans om U heen. - Mijn nieuwe roman: Wat nooit sterft komt dit jaar uit. - Vriendelijk gegroet.
G. - Ik laat nu die katten-questie maar rusten, want ik geloof U heel graag, dat gij 't niet helpen kunt, en dat ik U misschien wat hard beoordeelde, maar ik moest toch lachen om uw excuus dat er al veel menschen zijn geweest die uitriepen: ‘Ik had ze al lang weggedaan’, dat heeft er zoo iets van of een kind zegt: ‘Ik ben toch niet zoo heel ondeugend, want Pietje of Jantje is nog veel stouter dan ik’. - En nu genoeg hierover. Ik dank U heel hartelijk voor uw besluit.
Wat ik denk over 't verdrinken van pas-geboren diertjes? - Ik geloof, als men niet zeker weet een goed thuis te vinden voor hen, dat het beter is hen terstond te verdrinken, dan hen te laten groot worden, om ze dan de straat op te jagen. Het spreekt van zelf dat niemand onzer al de hondjes en al de katjes kan behouden, die zijn poes of zijn teefje ter wereld gelieft te brengen. Dat is weer een van de natuur-inrichtingen, waartegen wij machteloos zijn, dat zij een overproductie schept op al zulk gebied. En daarom vind ik het het beste die jongen, zoodra zij er zijn, te verdrinken, en slechts een ervan bij de moeder te laten. Voor deze zelve is het hard, maar zij zoekt gewoonlijk niet langer dan een dag, en vergeet dan, en voor de kleine diertjes is verdrinken, vóór zij tot bewustzijn kwamen, veel gelukkiger dan later een zwervend, verwaarloosd, hongerlijdend bestaan. Gij hebt ook volkomen gelijk dat de moeder-zelve door te véèl jongen lijdt. Onze Jobje, nu, omdat wij vier mannetjes hebben, bij een ander, had vijf jongen tegelijk, en de veearts waarschuwde ons, dat dit voor haar te véél was, en óók dat de eene (Maries kleine Piet) niet genoeg kreeg. Wij hielden hem juist dáárom bij ons, uit medelijden, omdat hij een misbakseltje dreigde te worden, en Gétje ook bleef bij ons; de andere drie, mooie hondjes, konden wij onder dak brengen.
Wáárom ook zou men het recht niet hebben zulke kleine levens te dooden, indien men enkel ongeluk voor henzelven vooruit kan zien.? Ik denk altijd, waar ik in zoovele gezinnen een overproductie zie, van niet-gewenschte, alleen uit lichtzinnigheid ter wereld gekomen schepseltjes, soms reeds met ziekten of erfelijkheidskwalen onder de leden, vóórbestemd tot armoede, onzedelijkheid, misdaad, ellende, hoe janmer toch, dat niemand hen durft uit de wereld helpen vóór zij er iets van af weten wat hen straks wacht. En dan de idioten, de krankzinnigen, de ongeneeslijk-zieken, de stumpertjes naar lichaam of naar geest, van de geboorte-af al!
Ik vind het heel vriendelijk, dat gij mij bloemen uit Uw, tuin wilt zenden, en ik wil die ook graag aannemen, maar gij moet nu niet meer denken dat ik boos ben; ook zonder bloemen zijn wij nu weer heelemaal verzoend met elkaar.
Renier. - Vindt gij heusch, dat gij zoo lang hebt moeten wachten op antwoord.? Uw brief was van 28 Maart. Ik zocht hem dadelijk op, en beantwoord hem thans terstond. - Dat gij onder die droeve omstandigheden, waaromtrent ik U mijn oprecht leedwezen betuig, niet eerder hebt geschreven, begreep ik heel goed. - Ik kan niet uitmaken of gij meer aanleg hebt voor tooneel-arbeid dan voor dichten, omdat ik op het eerste gebied nog niets van U zag, maar wél geloof ik te kunnen beslissen, dat gij veel meer uitmunt in Uw gedichtjes dan in Uw proza. Het laatste is middelmaatwerk, in de gedichtjes daarentegen zit belofte.
Ja, die praatjes van redacties, die iemands werk zoo heel goed vinden, en het toch niet aannemen, die kan je opbergen, bij al de vele phrasen waarvan de wereld vol is!
Een roman, bij wedstrijd uitgeschreven, moet dunkt mij wel worden Machwerk. En dan vind ik de prijzen ook niet héél aanlokkelijk. Ik zou op die manier niet kunnen werken.
Ja, gij hebt mij heel prettig op de hoogte gehouden van Uw wedervaren en Uw plannen, die mij werkelijk interesseeren. Ook Uw plannen in het particuliere leven, na dat sterfgeval, interesseeren mij; - gij schrijft daaromtrent niets.
Uit Uw tweeden brief zag ik met groote vreugde Uw succes. Ik feliciteer U van harte. Zendt mij het bericht, dan neem ik het over.
Gonda II. - Ja, als gij een stuk hebt geschreven in den trant van Heijermans, dan zult gij misschien daar, bij die Vereeniging, slagen. Misschien. Overigens hoop ik voor U, dat gij U in Uw eigen beoordeeling vergist, want ik zou het jammer vinden, indien gij tot zulk een vulgair taaltje zijt vervallen
Jo. - Ik vermoed dat een eerst in druk verschenen tooneelstuk minder kans heeft dáárna tot opvoering te worden aangenomen dan een oorspronkelijk, nog onbekend tooneelwerk. Maar, waarom niet éérst die zaak besproken met een of anderen tooneel-directeur-zelf? - Ik vermoed eveneens, dat gij veel gemakkelijker een uitgever zult vinden voor een reeds met succes opgevoerd tooneelstuk, dan voor een onbekend, niet opgevoerd drama. Vermoedelijk vindt gij in het laatste geval géèn uitgever, die dat aandurft, tenzij gij-zelf alle kosten wilt dragen. Ik zou U dat niet aanraden intusschen; daarentegen betwijfel ik zeer, of gij een honorarium zult kunnen bedingen, indien gij een uitgever vindt voor zoo iets; gij moogt blij zijn als hij het aandurft voor zijn rekening. Hartelijk gegroet. -
L.A.A. van K. - Ja-zeker, ik heb Uw stukje. - ‘Zoek’ raakt gelukkig nooit iets bij mij, wat redactieaangelegenheden aangaat. Inderdaad weerhield plaatsgebrek mij U een beurt te geven, maar die komt nu heel-spoedig.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.