Varia.
De verhouding tusschen man en vrouw.
In het Maart nummer van de Neue Rundschau geeft Lucia Dora Frost onder het motto: ‘Ik zal vijandschap zetten tusschen u en deze vrouw’ een doorwerkt artikel over de verhouding tusschen man en vrouw. Zij komt tot de pessimistische conclusie, dat het conflict der geslachten, altijd zal blijven bestaan.
De man is nu eenmaal van nature sterker en daarom zal hij altijd de meerdere blijven, de theorie, die gelijkheid betoogt en wil verwezenlijken, is een valsche theorie. Lucia Dora schrijft o.a.:
‘In niets zullen wij gelijk kunnen worden, niet eens een gemeenschappelijke schijn van beschaving kan ons vereenigen, want zelfs onze misverstanden moeten verschillend zijn. De weg tot heerschappij is ver, zeer ver, en voert door een van mannelijke waarde en zelfbewustheid gemagnetiseerd veld. Hoe zullen wij dan beletten, dat wij in “nadoen” vervallen en onzen weg verliezen, als wij juist ons van onze eigenaardigheid willen ontdoen. Wij kunnen niet van den man leeren wanneer wij geen onderscheiden erkennen, die ons juist in staat zouden stellen een methode op te maken, volgens welke wij wel van hem zouden kunnen leeren.
De jongeling leert van den man zonder in den kwaden zin naäpend te zijn. Hij kan dat, omdat 's meesters denkwijze de zijne kan zijn; hij is met hem verwant. Wat kan echter de vrouw zonder het bewustzijn van de scheidende kloof anders bereiken dan hem naäpend verkeerd te begrijpen? Hoe kunnen wij tot geestelijke zelfstandigheid komen, zonder minstens al de mannelijke begrippen in het vrouwelijke, in onze gematigde atmosfeer over te zetten? Is de geestelijke zelfstandigheid ook maar iets toegenomen onder de heerschappij van het gelijkheidsdogma; hebben wij haar triomfen van kwaliteit gevierd, dingen volbracht, welke aan de laagste vrouw ten goede kwamen, zooals de daden van de groote mannen nog op den ellendigsten man een zwakke weerschijn afwerpen en dat met recht doen, omdat zij voortbrengselen van het geslachtskarakter zijn? Wat er aan duurzaams ontstond, gewerd trots de gelijkheidspropaganda. Moet niet de heerschappij van dat valsche dogma er toe leiden, dat wij door elke middelmatige navolging reeds voor een daad, elk valsch succes voor een echt aan te zien, juist de fijne en beslissende waardeonderscheiden wegvagen en ten slotte de man als hollen phraseur gaan bespotten, omdat wij niet toe kunnen geven, dat in hem iets anders en meer steekt dan in ons?
Het gelijkheidsdogma belet ook de verstandhouding. Wanneer men twee wezens, die in diepe, natuurlijke vijandschap tot elkaar staan, op een ruwe wijze bij elkaar tracht te brengen, onstaat er geen kameraadschap en geen liefde, maar haat. Daaraan is niet te twijfelen: de geslachtshaat neemt toe door het streven naar gelijkheid. Over de toekomst der vrouw wordt thans voor langen tijd beslist. Door het streven de gelijke te zijn, veroordeelen wij ons tot een tweede rol en zullen wij het menschdom meer kwaad dan goed doen. Winnen doen we er niets mee, wel kunnen we er mee verliezen. Vijandschap zal altijd bestaan, maar of ze liefde dan wel haat zal zijn, dat ligt een weinig in onze hand.’
(Overgenomen uit het Soer: Handelsblad).