Rome b.v., den vurig-begeerden zoon van Napoleon I, aan zijn bloedverwant, den niet minder vurig-afgesmeekten zoon van Napoleon III, als ik denk aan een Marie-Antoinette, aan den nu onlangs zoo gemeen vermoordden toenmaligen kroonprins van Portugal, aan den evenzeer gewelddadigen dood van een koning Humbert van Italië, of aan het dieprampzalig leven van de sympathieke overleden keizerin van Oostenrijk Elisabeth, eindigend in een tragischen dood, aan dat van wijlen de koningin van België, vergeten reeds bij haar leven nevens een haar verwaarloozenden echtgenoot, als ik denk in een woord aan de geschiedenissen van zoovele vorstenlevens èn vroeger èn nu, dan voel ik een groot, een oneindig groot medelijden met het arme schepseltje, dat daar in een mooi wiegje ligt, onbewust van de vreeselijke verantwoordelijkheid die op haar rust, zoowel als van het grenzenloos egoïsme en de ruwe wreedheid, die haar omringen in haar volk.
Ja, dat durf ik beweren, dat het Oranjeboven-roepende, zich met Oranje-tooiende volk egoïst en ruw en wreed is, in zijn geheel genomen, als volk beschouwd. - De menschheid is overal hetzelfde; het Nederlandsche volk is niet anders en niet beter, mijnentwege ook niet slechter, dan welk ander stukje menschheid ook. Heeft het indertijd niet Willem V laten heengaan; heeft het zich zoolang Jan de Witt machtig was, en voorspoed bracht aan de burgers, niet heel plezierig en wel onder hem gevoeld? En denkt gij dan dat het, als onze Koningin in nood en gevaar komt door den dwang der tijden, voor haar iets doen zal, juist die Oranje-gestrikte, schreeuwende, feestvierende massa? Die is het die morgen meedoet aan de revolutie, en morgen met hetzelfde plezier de vrijheidsmuts haar op het hoofd drukt, zooals het een Lodewijk den zestienden deed, en dan 't Oranje zich afrukt voor het roode lint, en scheldt en smaadt en beleedigt, even hard als het nu juicht. -
Zie, daarom voel ik op zoo'n nationalen feestdag een soort walg van dit soort feestgedoe, dat niets anders is dan egoïsme, in zucht zichzelf te vermaken.
En daarom voel ik een groot, groot medelijden met vorsten-kinderen. Zij vroegen niet geboren te worden op een troon; zij zijn door het Lot geroepen tot een taak, die van hen vergt te zijn superieur, zoo zij die taak goed willen vervullen, en die juist dan zoo dikwijls nog te eerder met ondank wordt beloond. - Wanneer het ligt in den Wil der Toekomst, dat deze Prinses eenmaal regeeren zal over ons land, moge zij dan een volk vinden, dat Haar, ook in de ure van gevaar, van oproer, van anarchie, getrouw blijft, en zich ook dan niet verloochent in ‘verknochtheid aan haar Huis’, wanneer het geldt in waarheid, en niet op papier-alleen, ‘goed en bloed’ voor haar veil te hebben.
En Zij, Harerzijds, moge zij begrijpen hare hooge roeping van Vorstin, die er niet in bestaat, zooals zoovele hedendaagsche koningen en prinsen schijnen te vinden, zich te amuseeren met sport en sport-pakjes en skiën in Zwitserland en de gebroeders Wright naloopen, in een woord in zichzelf vermaken op een bourgeois-manier, maar in volk en land dienen, zij het ook ten koste van eigen-ik.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.