Van de beeldhouwkunst houd ik hartstochtelijk. Onze kunst - die, waarop wij aanspraak maken - is hoofdzakelijk beeldende kunst, want de lijn maakt een toilet mooi, veel meer dan de kleur dit doet. En vroeger heb ik met liefde de beeldhouwkunst beoefend; de schilderkunst heeft mij ontmoedigd; ik zou het liefst met volle handen geschilderd hebben, begrijpt U, ik zou mijn armen tot aan de ellebogen in de verf hebben willen steken en plastisch hebben willen schilderen!
Dit heeft mij mijn eigenlijk talent geopenbaard. Wij werken overigens onze toiletten op dezelfde manier uit als de beeldhouwers. Het publiek stelt zich gewoonlijk voor, dat men voor het scheppen van een model slechts potlood en penseel ter hand behoeft te nemen. Dat is een dwaling. Evenals de beeldhouwer zijn beeld samenstelt met behulp van kleine, aan elkaar gelegde stukjes klei, evenzoo maken wij onze toiletten - ik tenminste - uit het ruwe materiaal zelf met behulp van schaar en spelden. Dat zijn onze boetseerhoutjes. Dan eerst worden de teekeningen gemaakt naar de modellen. Daarom zijn onze gewaden in plaats van metaphysisch, zooals men het zou kunnen noemen, om zoo te zeggen levend en dikwijls vol passie.
En de geschiedenis van mijn goeden smaak? Bezit ik een goeden smaak voor alles? Het kan zijn. Het publiek zegt het, maar ik - ik weet het niet. Wat ik maak, maak ik niet volgens principes, of naar vaststaande wetten der aesthetica, die ik niet ken, maar heel en alleen, omdat het me zoo bevalt. Is dit vertrouwen, dat de anderen in Uw smaak en Uw oordeel stellen, niet verontrustend? Voortdurend op deze manier maar te beslissen of iets mooi is, of niet mooi, sluit een groote verantwoordelijkheid in zich. Gelukkig heb ik altijd heel nauwkeurig geweten, wat ik niet mooi vond. Zoover ik mij herinneren kan, heb ik nooit lang behoeven te overleggen, vóór ik zei: Dat bevalt mij niet!
Maar over alles wat mooi is zich een oordeel aanmatigen, dat is moeilijker. En zelf scheppen, daarop aanspraak maken, dat geeft, als men het goed bedenkt, den schijn van een groote mate van eigenwaan... Ik zeg dit dikwijls tot mijzelf in alle bescheidenheid. Intusschen, wat daar ook van zij, wij brengen iets schoons voort; men moet dit wel gelooven, daar wij den bijval van bijna de geheele wereld, die wenscht te behagen, oogsten.
Ik heb U gezegd, dat er voor mij geen andere regels, geen ander recept bestaan, dan dat wat mij bevalt. Daar ik overdrijving, nietszeggende alledaagschheid, navolging van anderen verafschuw, houd ik mij aan mijn stelregel iets uiterst eenvoudigs en tegelijk nieuws en eigenaardigs tot stand te brengen. En juist dat is moeilijk. Hoe gemakkelijk is het overladen dingen te maken. Wat een rust voor de hersenen, anderen na te volgen.
Gij vraagt mij verder, wie ik het liefste kleed? Koninginnen, burgerdames, actrices?
Ik kleed gaarne alle menschen van smaak, voor de actrices heb ik een zwak; want hier is mijn streven dubbel: ik heb inderdaad tegelijk de vrouw en de tooneelspeelster te kleeden en moet rekening houden met den tekst en de aankleeding van het tooneel. Bovendien wekken de actrices met haar persoonlijke invallen en eischen de fantasie op. Zij bereiden iemand het genot, een moeilijkheid te overwinnen. De kleeding der koninginnen plaatst mij voor dezelfde moeilijke opgave.
Ik kom thans aan het oeconomische gedeelte van mijn bedrijf. Ge kunt U natuurlijk wel voorstellen, dat ik niet alle getallen in mijn hoofd heb. Ik heb daarom aan mijn administratie opgedragen, eenige statistieken op te maken en geef ze op Uw verzoek hier weer:
Ik heb gedurende het geheele jaar vijftienhonderd mannelijke en vrouwelijke bedienden aan het werk.
Wij hebben verleden jaar 12000 meter laken en 51000 meter zijde, satijn, fluweel, pongé, foulard en Indisch crêpe verwerkt, dus 63 K.M. stof.
Het aantal meters gebruikte voeringstof is 27000 meter. Interesseert U de hoeveelheid zijden mousseline: 43000 meter! Daar komen nog bij 12000 M. linnen, 25000 M, neteldoek voor knippatronen en 6000 M. cretonne. Dat maakt 176 K.M. Het cijfer, dat U het buitengewoonst zal schijnen, is dat van het in één jaar in onze ateliers gebruikte zijden garen. Dat bedraagt 22000 K.M. of 22 millioen meter. Twee en twintig duizend kilometers! Men zou dus met het garen, dat in één jaar door de handen onzer kleine coupeuses gaat, de beide polen der aarde kunnen verbinden, den planeet Mars bijna geheel omspannen, en zich van Hamburg tot San Francisco en weer terug laten voeren.
De naalden worden door de arbeidsters zelf aangeschaft, dat is hun arbeidsmateriaal. Aan spelden gebruiken wij per jaar een ton,