In heur schilderpakje ijlde Ella naar beneden.
‘Dag Annie, ben jij daar!’ en er was iets teeders in heur stem; ze wilde haar dadelijk vertellen van de tentoonstelling en haar vragen of ze nog eens samen er heen zouden gaan...
Annie droeg 'n grooten stroohoed met roode papavers op 't blonde haar; ze had 'n blos op de wangen; heur oogen straalden.
‘Goeien morgen, Ella,’ riep ze hartelijk, ik kom je 'n groot ‘nieuws vertellen’.
.... ‘En dat is’....
‘Ik ben geengageerd.’
Even keek Ella haar aan, sprakeloos van verwondering; 'n schok voer haar door de leden, heur heele lichaam trilde - 't was haar of ze 'n ongeluk voorvoelde.
‘En met wien?’ fluisterde ze heur vriendin angstig aanziende, alsof ze 't antwoord vreesde.
‘Met Gerard’, jubelde deze.
Nu had ze zekerheid van wat ze één oogenblik met angst had gedacht. En eensklaps, als door den schok van 't onverwachte, ontwaakte in haar de vrouw, die zoo lang in haar had gesluimerd. Nu wist ze 't, dat ze altijd van Ger gehouden had, dat ze nooit meer om iemand zooveel geven kòn.
‘Jij geengageerd, jij ook al;’ riep ze uit, gemaakt vroolijk.
‘'t Is er gisteren pas doorgekomen en 't is natuurlijk nog niet publiek, maar jou kom ik 't het eerst vertellen. Ik weet, dat jij tevreden zult zijn over m'n keus. Zeg, later als we getrouwd zijn, ga jij met ons mee naar buiten schilderen, dat zal heerlijk zijn met ons drietjes, niet?’
Annie babbelde opgewonden verder; in heur groot geluk scheen ze niets te bemerken van de droeve oogen voor haar, die maar staarden recht voor zich uit. - En eerst toen ze 'n oogenblik ophield, viel Ella in, dat ze iets vergeten had.
‘Nu, Ans, ik filiciteer je hartelijk;’ rìep ze, om heur fout te herstellen, maar op 'n toon, die weinig met heur woorden harmonieerde.
En om haar te bedanken gaf Annie die niets van haar koelheid scheen te bemerken, haar 'n kus. ‘O, kind, je weet niet hoe gelukkig ik ben, ik kan 't zelfs haast niet gelooven; 't is net 'n droom. Maar nu moet ik weg; want straks komt hij.’
En ze fietste weg, de zonnehoed met de klaproozen beschaduwende 't gezichtje.
En Ella snelde naar boven, naar heur benauwde armoedige kamer.
Daar stond heur pas begonnen stilleven op den ezel; daar hingen heur studies aan den muur, waardelooze prullen, waarvoor ze 't mooiste gedeelte van heur leven had verknoeid. O hoe gering, hoe nietig geleek alles bij heur groote liefde en bij Annie's geluk. - Ze geloofde niet meer aan zich zelf, aan heur kunst! Ze had immers geen talent; hoe kwam ze daar toch bij? 't Was slechts 'n idee fixe van haar geweest. Ze had wel veel van de kunst gehouden en eens had 't haar toegelachen, beroemd te worden. Maar nu wist ze 't, dat ze maar 'n heel gewoon meisje was, dat slechts vroeg om 'n beetje liefde, 'n beetje levensgeluk. O, wat moest Gerard wel van haar denken, zou hij haar niet uitlachen, blauwkousje in haar slordig werkpakje. En zelfs Annie had haar niet begrepen. Ze dacht immers, dat heur werk alleen haar geheel bevredigen kon en gelukkig maken.
Met groote passen liep ze door heur kamer; ze had een gevoel, of er iets in haar gebroken was. Dan in luid en heftig snikken uitbarstende, sloeg ze zich met heur vuist voor 't voorhoofd.
‘Weg van hier, voor goed weg;’ kreunde ze; ‘ik kan hem niet gelukkig zien met 'n ander;’ en als 'n bezetene rondloopende door heur kamer, stiet ze tegen heur ezel, dat hij omviel met kletterend geraas. De penseelen rolden door 't vertrek....
En weemoedig stemden de muzen, de godinnen der Kunst, heur lier, en zongen 'n treurzang voor zoo vele jonge levens, die zich vrijwillig offeren op heur altaar, in haren naam.