De Hollandsche Lelie. Jaargang 22
(1908-1909)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdCorrespondentie van de redactie met de abonnésDe redactrice van de Holl: Lelie brengt ter kennis van de lezers van dit Blad, dat zij géén manuscripten, of brieven, haar naar aanleiding der redactie-aangelegenheden toegezonden door niet-abonnés, kan beantwoorden langs particulieren weg. De correspondentie in dit Blad dient zoowel tot de beantwoording van brieven, als tot de mededeelingen betreffende aangenomen en geweigerde bijdragen, en zij, die zelve geen abonné of abonnée zijn, kunnen dus niet verwachten langs een anderen dan den correspondentie-weg te worden beantwoord. Wanneer zij door leesgezelschapkring, of samen-lezen, of op welke wijze dan ook, gelegenheid kunnen vinden de correspondentie-rubriek te volgen, dan is de redactrice bereid hen dáárin te beantwoorden. Op dezen regel wordt voortaan géén uitzondering meer gemaakt, en afzonderlijke nommers, correspondentie-antwoorden aan niet-abonné 's behelzend, worden niet meer toegezonden. Redactrice.
P.S. Het spreekt van zelf, dat deze regel alleen geldt voor eerstbeginnenden, èn voor briefschrijvers die in de corr: rubriek thuishooren.
Thekla. - Ik hoop dat mijn raad, daar gij immers eerst in Maart en April gaat reizen, nog intijds komt. Ook voor U geldt: dat ik door de nieuwe regeling spoediger hoop te antwoorden voortaan. - Wiesbaden zou ik U inderdaad niet aanraden voor die maanden; Fransch Zwitserland eigenlijk ook niet, want ik vind het er veel kouder dan men gewoonlijk zich inbeeldt, vooral in Maart kan het in Montreux nog vinnig koud zijn. - In Menton is de zeelucht volstrekt niet zwaar; de lucht van de Riviera is hoog en droog, en heeft niets gemeen met het Noord-zee-klimaat van Scheveningen. - Gij vraagt of ik dat klimaatverschil dat gij beschrijft: dat men in Zwitserland zooveel meer kan wandelen, en het er zich zoo ‘luchtig’ en ‘licht’ laat ademen óók voel. Maar natuurlijk; dat is immers juist de oorzaak van mijn betere gezondheid, sinds ik zooveel reis, en van mijn vertrek nu weer naar Wiesbaden, waar het verschil met hier reeds aanmerkelijk is. Toch is het in Menton een nog veel prettiger lichter lucht dan daar, en ik hoop ook a.s. jaar er weer heen te gaan. - Van heel Europa is de fransche Riviera het beste, droogste, en aangenaamste klimaat in die maanden; dat is mijn antwoord op uw eerste vraag. Of ik U Menton voor de ‘Gemütlichkeit’ zou aanraden? O zeker, ik vind het er zelfs nog véél ‘gemütlicher’ dan in Wiesbaden, dat U reeds zoo bevalt in dat opzicht. - San Remo, Bordighera, zijn óók allerliefste plaatsjes, en nog veel eenvoudiger dan Menton, vooral 't laatstgenoemde; beide even over de Italiaansche grens. - Ik zou zeggen, waar gij zoo schrijft dat gij er van houdt in uw daagsche pakje te blijven, en nu en dan slechts een enkelen wandelaar tegen te komen, daar is Bordighera misschien méér iets voor U dan Menton, dat héél wereldsch wordt, door de talrijkheid van vreemden, en waar gij juist in deze twee seizoen-maanden stellig heel veel toilet zult zien maken. - De questie van U een goed pension aanbevelen vind ik een heel moeilijke, omdat ik niet graag iets aanbeveel dat ik niet uit ervaring ken, en in Menton en aan de gansche Riviera alleen ben bekend persoonlijk met hotel-leven Te meer waar gij mij geen prijzen noemt, en er bijvoegt dat gij 1ste klasse pension zoekt, en ‘niet overdreven hoog’ wenscht te betalen. Dat zijn moeilijk te vereenigen eischen aan de nog al dure Riviera, en daarenboven in de seizoenmaanden. Kunt gij niet éérst in een hotel gaan, en van daar uit zelve uitkijken? Misschien zijn er ook Lelielezers, die U kunnen inlichten, en wier raden ik gaarne zal opnemen. - Ik was in het Hotel du Louvre zéér tevreden in Menton; het is zeer groot en zeer mondain, en niet goedkoop (maar niet afzetterig, integendeel). In San Remo was ik in een zeer duur en zeer slecht hotel, dat ik dus niet recommandeer. In Bordighera is hotel Angst zeer goed; de prijzen in zulke 1ste klasse hotels varieeren, (en pension,) van 12-18 francs; in de door U bedoelde maanden dikwijls méér. In 1ste klasse pensions zult gij terecht kunnen tusschen 10-15 francs. - Vooruit schrijven is altijd wenschelijk. Gij doet mij volstrekt geen overlast aan door brieven, als gij zoo spoedig aan het ‘koken’ geraakt. Daarvan houd ik wel. Schrijf dus gerust; want, als gij Uw instemming betuigt is het aangenaam dat te hooren, en, zijt gij ‘geergerd’, dan wil ik ook wel weten waarom en waarover; zoo houd ik voeling met de lezers. Ja - verhaaltjes-schrijven, schijnt voor de meeste menschen heden ten dage een levensbehoefte, en gij zijt wezenlijk een uitzondering als gij het niet doet. - Vragenbus-inzendingen moet gij zenden aan den uitgever. Ik ben heel verbaasd, dat men U bij U een door Uw besteld boek niet kon leveren; zeker, daar het naar aanleiding van Otto Knaaps brieven is, een fransch boek.? Schrijf eens aan den heer P.N. van Kampen en Zn., boekhandelaar-uitgever te Amsterdam, Singel 330, die zal U zeker helpen als gij U op mij beroept, of ook aan Martinus Nijhoff, den Haag. - - Veel dank voor Uw goede wenschen.
Lelie-Drente. - Uw brief over het spiritisme is zeer interessant; maar ik begrijp niet goed de bijzonderheden; waarover gij U niet genoeg uitlaat, - Welke oude meid mijner ouders nog in Uw buurt woont, kan ik niet nagaan; toch niet onze eerste kindermeid?, die kwam, meen ik, uit Uw buurt, en is later getrouwd, en om die reden weggegaan, terug naar Uw zelfde streek - Het eene versje kan ik plaatsen; het laatste. - Hartelijk dank voor Uw vriendelijke belangstelling in de Dagboekbladen, enz.
G. - Meldt mij eens bij gelegenheid of de honorariumquestie in orde is gekomen, zooals ik voor U had opgegeven? - 't Adres, dat gij hebt gevraagd, behoef ik U niet op te geven, want het is nog hetzelfde. Zij, die gij bedoelt, was maar tijdelijk, wegens ziekte, afwezig. En is nu weer aan haar werk, en in haar vorige woonplaats. Ik hoorde van haar, meen ik, trouwens dat gijlieden elkaar reeds weer hadt geschreven intusschen. - Wat heerlijk toch dat Uw jongste kleine man zoo'n schat voor U is! Het grooter-worden van kinderen lijkt mij altijd voor de ouders, de moeder, zoo'n akelig afscheid aan den besten, liefsten tijd van hun bezit. Een kind van 3-4 jaar vind ik gewoon om te stelen, maar, komt eenmaal de schooltijd, dan is het met het kind-blijven zoo heel gauw voorbij, vooral in onzen tijd. Hartelijk gegroet.Ga naar voetnoot*)
Pat. - Uw stukjes zal ik zoo spoedig mogelijk plaatsen; ik beloof U dat. - Natuurlijk zijn al Uw begin-excuses heelemaal onnoodig, want ik begrijp immers best, dat een | |
[pagina 528]
| |
moeder met haar kind veel te doen heeft - vooral in Uw omstandigheden. En ik had U geenzins vergeten; zoodra ik Uw onderteekening zag wist ik dadelijk wie gij waart. - Weet U, lieve mevrouw, als U het voorgaande leest, aan G, dan zult U wel kunnen begrijpen, hoe ik 't niet kan navoelen, dat U zich verheugt op het naar school zullen gaan van Uw ventje. Ik zou juist zeggen, in Uw geval, waarin U niets hebt dan hem, kunt U zich zoo geheel aan hem geven, en moet het zulk een ideaal-samenleven zijn met zoo'n kind, dat heelemaal van je zelf-alleen is - en dat je nog dubbel dierbaar is om de nagedachtenis van den vader. - Kent U mijn kleine jongen van Carl Ewald? Lieve mevrouw, ik ben 't lang niet in alles eens met dien nog al modernen opvoedkundige, maar juist het slot-hoofdstuk, als hij het naar schoolgaan van zijn jongen beschrijft, zijn smart, omdat hij hem nu verliest en moet afstaan aan den onderwijzer, die nu óók gaat beïnvloeden dat zieltje - vind ik zoo fijn en diep-gevoeld. - Ja, natuurlijk, als Uw echtgenoot U in de opvoeding had mogen bijstaan, dat ware voor U veel heerlijker nog geweest, maar, nu dit niet mocht zijn, nu moet U dunkt mij zich toch innig-gelukkig voelen met die heerlijke nalatenschap van hem, en er tegen opzien, dat anderen hem straks óók zullen gaan leeren, en misschien iets van zijn liefde en zijn vertrouwen zullen afnemen aan U. - Hoe beter ze het met hem meenen op school, hoe waarschijnlijker juist dat is. Vrouwenleven, daar ben ik van overtuigd, is zelfopoffering ten slotte en als echtgenoote en als moeder, en ik geloof, die zelfopoffering begint met het moeten-afstaan aan de school. Uw groot vertrouwen in mij gesteld, naar aanleiding mijner eigen Dagboekbladen, eert mij, en ik betuig U mijn hartelijken dank daarvoor, want zoo leert men menschen kennen, door zelf achter de schermen zien, zooals mij zooveel gebeurt door mijn correspondentie. Ik vooronderstel in Uw geest te handelen door hier niet daarop te zinspelen om U niet te verraden, maar, dit mag ik wel zeggen, dat gij-ook weer een bewijs zijt voor mij, van wat ik altijd zeg, dat een gelukkige jeugd een onschatbaar voorrecht is, en ouders lang niet genoeg er over nadenken hoe groote verplichtingen zij aan hunne kinderen hebben in dat speciale opzicht. Zooals gij-ook schrijft, het zijn juist de kleinigheden, die ons leven vaak beheerschen; zoo weinig wordt daaraan gedacht dikwijls door de ouders. Juist ‘kleinigheden’ trekt men zich in zijn jeugd zoo bitter aan, wonden zoo diep, zijn zoo hard om te dragen. Later leer je vergelijken met anderen; daardoor berusten; maar dan is de grootste helft van je leven soms reeds voorbij. - Of het Weekblad Het Leven schetsjes opneemt, kan ik onmogelijk beslissen; 't best is zich maar steeds tot de redactie direct te wenden. Dat gij finantieel door de plaatsing dier novellen er graag iets bij verdient, is zoo natuurlijk mogelijk; wat de eene weigert neemt soms de andere. Nederland, Europa, Eigen Haard, al die bladen, en nog tallooze andere, nemen novellen op. Ik zal hetgeen ik onder mijn berusting heb van U stellig in dezen jaargang nog plaatsen.
Abonnée sinds haar veertiende jaar. - Van U heb ik twee brieven nog. - Ik ben zoo blij dat de inlichtingen, die gij wenschtet te vernemen, omtrent de Mis enz., U voldeden langs den door mij gekozen weg, door mij tot dien R.K. Priester te wenden. - Ik voel dat, evenals U, ik geloof, als ik Roomsch-Katholiek ware opgevoed, dan had ik mij allang in een klooster teruggetrokken, wat ik een zeer gelukkige oplossing vind van de vrouwenquestie, en zou mij daar heel bevredigd voelen. Protestantsch zijnde, kan ik nu niet meer ‘gelooven’. M.i. is dat de groote uitwerking van de kerkhervorming, van Luther en Calvijn, dat zij de wereld hebben afgenomen haar eenige troost: geloof. Laat het een illusie zijn, geloof, mijnentwege; dan toch een illusie, die redt van wanhoop, zelfmoord, zenuwziekte, van al die moderne levensuiteinden, waarin de groote meerderheid ondergaat omdat zij zich niet bevredigt voelt op aarde, en geen hoop meer heeft op een Hiernamaals. - Wat uw tweeden brief aangaat, wil ik U nog zeggen dat ik met U geloof, hoe uw groote vatbaarheid voor uiterlijke indrukken U zeker beïnvloed in uw voorliefde tot den R.K. dienst, want dit-ook is een der redenen waarom de R.K. godsdienst den mensch zoo pakt: dat de Kerkdienst is ingericht en berekend op het gevoel, op het mijstieke in ons. Het is een bruut idee geweest: de beeldenstorm. Men moge dien nog zoo verheerlijken, het dierlijke in den mensch kwam toen boven, de vernielzucht. En het was dom van Calvijn alle uiterlijke vormen te willen bannen; zoo dom, dat de tegenwoordige moderne protestanten ook reeds terugkomen van die eenzijdigheid, en de menschen weer naar de Kerk terug willen lokken door koorgezang en geestelijke concerten, en allerlei meer van dien aard, dat echter bij hen zinledig blijft, en daardoor niet pakt, terwijl de R.K. Kerkdienst in alles een diepe zinnebeeldige beteekenis heeft, waardoor men wordt ontroerd en geboeid. Hoe heerlijk schrijft U over Uw moeder! Welk een voorrecht voor U, zulk een bezit te hebben! - Ik ben het geheel met U eens, dat het voor-mij-zelve prettig is, indien mijn correspondenten mij veel vertellen van hen zelven, omdat ik hen alleen zóó innerlijk kan leeren kennen. Maak dus daarover geen verontschuldigingen; hoe meer ik van U weet, hoe beter ik U zal begrijpen. Ik ken De Vrije Gemeente in Amsterdam; zij is juist een voorbeeld van het hierboven door mij geschrevene: dat de moderne protestanten trachten het den Roomschen na te doen, door opnieuw vormen en muziek in te voeren. En ik ben het in zooverre dan ook geheel met Uw moeder ééns, dat óók-ik zóó iets ‘Roomsch’ noem, want het is een nadoen van Roomsche vormen maar zonder zin. - Om die reden voel ik ook niets voor zulk een Vereeniging als deze; ik geloof graag dat men er heel mooie en heel stichtelijke dingen hoort verkondigen, maar dat noem ik een ‘lezing’ van den een of ander, met godsdienst, met 'n geloof, heeft dat voor mij niets te maken. Dat in Holland ‘zelfs de meest vreedzame verwoed wordt als men van een andere godsdienstige meening is als hij’, is volkomen wáár. Ik verbaas mij altijd over den storm, die zelfs in het meest flegmatisch vaderlandsch gemoed losbrandt, hij de questie Roomsch, modern, of orthodox! Het slot van Uw brief, lieve mevrouw, waarin U een alleraardigst overzicht geeft van den wordingsgang der Lelie gedurende de 18 jaren, die U haar leest, bewaar ik voor later. Ik vind waarlijk dat overzicht zóó aardig, dat ik het wil gebruiken bij een hoofdartikel, dat ik zal schrijven, naar aanleiding der in mijn plan liggende veranderingen om de correspondentie te bespoedigen, wat antwoorden betreft. Veel dank dus voor dat slot. En laat mij U nu nog zeggen, dat U gerust, als U meer aan den bewusten priester wilt vragen, U tot hem kunt wenden door mij. Ik ben overtuigd dat hij U gráág zal inlichten. - ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |
|