Nagekomen Correspondentie.
Mej. A. Muller, Reinkenstraat 29 den Haag. - Wij ontvangen van U een ingezonden stuk, geschreven op papier dat het hoofd draagt: Vereeniging voor verbetering van Vrouwenkleeding, afd. 's Gravenhage en omstreken, en dat een beschouwing bevat naar aanleiding van een artikel in de Holl. Lelie van 18 November No. 21, getiteld ‘De Slachtoffers’. In antwoord op Uw verzoek dit ingezonden stuk te willen opnemen - ‘als het kan nog in het Dec. nommer’ - zij U medegedeeld, dat wij volkomen bereid zijn aan Uw wensch te voldoen, ingeval gij abonnée zijt van de Holl. Lelie, en ons dan daarvan 't bewijs (quitantie) wilt overmaken. Het spreekt namelijk van zelf, dat wij, bij het toenemend plaatsgebrek in ons blad, onmogelijk ruimte kunnen afstaan voor elk onderwerp, dat niet-abonnés gelieven te behandelen, bij wijze van gratis propaganda voor een eigen vereeniging of richting. Daarentegen brengt het onpartijdig standpunt waarop wij inzake gedachtenwisselingen ons plaatsen mede, dat wij volkomen bereid zijn aan reform-dragende abonnáes toe te staan, hare meening op dat punt uit te spreken in ons blad, en hare inzichten ten gunste dier kleeding uit een te zetten. -
Ingezonden stukken worden niet teruggezonden; dit is vaste regel.
‘Zusters’. - Als ik mijn naam voluit zet onder iets, waarin ik mijne meening uitspreek, verlang ik vóór alles, dat hij of zij, die mij aanvalt daarover, óók onderteekent met zijn of haar naam voluit. Gij zult toch zelve wel begrijpen, dat Uwe ophemeling van U-zelve en Uw eigen verpleegsters-verdiensten al héél-weinig beteekent, en daarom hebt gij vermoedelijk het stuk dan ook onderteekend namens ‘zusters’ uit Rotterdam, terwijl uit Uw begeleid-briefje blijkt, dat gij gehéél-persoonlijk hebt geschreven als mejuffrouw Helene W S - Alleen dus onder voorwaarde van Uw eerlijke persoonlijke onderteekening wil ik Uw stuk plaatsen; zelfs ondanks de ongeschiktheid ertoe, daar gij het aan beide kanten hebt beschreven, wat voor den druk lastig is.
G.W.E. - Dank vriendelijk voor Uw briefkaart. Ik heb den jaargang, waarin mijn bespreking van Götz Krafft voorkomt, niet hier, herinner mij echter zeer goed dat ik die bespreking schreef even vóór ik de typhus kreeg; dus vóór de heer S.v.R. optrad als mijn plaatsvervanger. Als gij den heer Veen even vraagt het voor U te willen nazien zal hij U wel terecht helpen.
H.Z.E.S. Uw brief in dank ontvangen.
Redactrice.