vonnis tevens is; mag men dan daarop neerzien als gold het iets minderwaardigs? Integendeel, gelukkig de menschen, die in het zware leven niet verleeren illusies te koesteren; bewonderenswaardig degene, die na slagen van droefheid en bitterheid hunne blijmoedigheid niet verliezen en hunne hope blijven vestigen op de toekomst, die daardoor anderen een voorbeeld geven van dragen van 's levens lasten.
En dan, indien we die illusies niet meer mochten koesteren, zouden we dan wel mogen denken aan de herinneringen, die het leven ons schonk, aan de herinneringen, die hetzij ze spreken van vreugde of leed, van nederlaag of overwinning, toch den meesten van ons dierbaar zijn boven alles?
Inderdaad, waren illusies ziekelijk, de waardeering van herinneringen, zoude het niet minder zijn.
Wat niet wegneemt, dat het heusch niet alleen, zooals de onnoozele en dikwerf onwetend zoo wreede boeken het willen, jonge meisjes zijn, die met zorg eene collectie voorwerpen bewaren, welke tot haar spreken van avonden en dagen van bijzondere beteekenis. Ook mannen van minder of meer rijpen leeftijd hebben zulke persoonlijke kostbaarheden, waarop ze lang kunnen staren en waarin de merkwaardigste oogenblikken van hun leven zich weerspiegelen; kleine dingen misschien, maar die hooge waarde hebben voor hun oog en voor hun hart.
In zekeren zin heeft de herinnering iets voor boven de toekomst. De herinnering is als een gesloten pagina, die men kan nalezen; de toekomst is nog een onbeschreven blad papier, dat naar Lamartine dichtte, te gauw zal omgeslagen zijn, maar voorshands nog niet te begrijpen valt. Men heeft zijne herinneringsdagen, men kan ze althans hebben, maar toekomstdagen vormen, voorloopig althans, nog een ondenkbaar iets, waarin zelfs de spiritisten nog niet hebben kunnen voorzien. En zulke herinneringsdagen tellen mede in het leven, blijven erin medetellen en worden niet vergeten met de jaren, al naarmate de belangrijkheid der bedoelde gebeurtenis, de karaktertrek der betrokken personen daartoe medewerkt. Enkelen vergeten spoedig; anderen wier ziel gevoelig is en licht tot stemming geneigd, niet zoo snel; sommigen nooit. We doelen daarmede minder op de sterfdagen van geliefde verwanten en vrienden, op data uit het leven van dierbare overledenen, welke wij in hun leven met hen vierden; van zulke dagen moet men wel langzaam - och, het drukke leven eischt zooveel van ons, wat wij niet vermoeden! - den indruk verzwakken en eindelijk geheel uitgewischt worden.
Maar anders is het met die dagen, welker kalendercijfer herinnert aan den invloed, dien ze eenmaal hadden op ons leven, op die dagen, waarin we door eigen wil en wilskracht de moeilijkheden van het lot gingen overwinnen of waarin we ook wel door eigen schuld meer dan ons lief was aan datzelfde lot moesten offeren. Zulke dagen blijven nog jaren achtereen dagen van ons tegenwoordig bestaan; op zulke dagen moeten we, door een onbestemde kracht daartoe gedwongen, weer aan die oude gebeurtenissen terugdenken; in zulke dagen gaan we allicht uur op uur het vroolijk of droevig doorstane nog eenmaal na en maken het weer door in al zijn bijzonderheden stap voor stap. Misschien, dat er harten en gewetens zijn die zich ook voor dit memento sluiten kunnen; talrijk zijn ze zeker niet!
Het leven is een wonderlijk ding van wonderlijke samenstelling. Heeft eenmaal het lot ons wreedaardig getroffen, staat men eenmaal voor een schrikkelijke moeilijkheid, dan schijnt onze smart niet te bedwingen, onze energie uitgeput. Er zijn momenten in het leven, dat zelfs den grootsten optimist het doorzicht faalt en den moedigsten het harte omlaag zinkt, en toch, juist dan leert men het ervaren, dat er ten alle tijde in hoogsten nood een redding is, die ons wel dwingt te offeren misschien van wat ons zeer lief was, doch die, manmoedig aanvaard, tot eene goede oplossing voeren moet. Alles schikt zich ten slotte in dit aardsche leven, uiterlijk althans. Want slechts zelden vraagt men naar de innerlijke veranderingen van de getroffenen en maar al te zeer vergeet men wat door hen wordt ingeboet aan de mooiste gevoelens, die hun ziel bezat, aan jeugd en aan geloof. Toch is deze verandering niet een geheel negatieve, want tegenover elk verlies staat winst, winst aan ervaring en levenszekerheid, die echter te harder maakt naarmate ze op harde en wreede wijze is verkregen, Ja, ze is somwijlen van eene kracht, dat we alleen nog maar het komische gaan zien in eene herinnering, die in den grond zoo innig en diep tragisch is, maar welker uitwerking we nu toetsen aan die meerdere wereldwijsheid, aan den loop der dingen, die niet het vreese-