Zooeven toen ik nog naaide, onder mijn werk, toen kwam het in mij op - een voorval in mijn naaste omgeving bracht mij tot die gedachte - hoe weinig, o, bedroevend weinig menschen toch, weten wat liefde is. En nu dringt het zich weder in mijn denken, nu ik staar in den grauwen weemoed daar buiten, en opneem den draad van mijn gedachten:
Als ik eens om mij heen zie onder degenen met wie ik geregeld omga; wat zijn er dan toch weinig menschen die werkelijk weten wat liefde is. Ik bedoel liefde in het algemeen èn dè liefde tusschen man en vrouw.
Alleen als ik dieper doordenk, als ik angstig zoek om dan toch onder ons vroùwen mooi liefdegevoel te vinden, dan, juichende even, zonder ik de moederliefde uit.
De moederliefde! Zij bestaat wel wezenlijk bij heel veel vrouwen, warm en stralend. Ik heb het gezien! Ik heb het met eigen oogen gezien. En het voelde zoo weldadig aan!
Maar als ik verder ga zoeken, in de hoop dat nog meer licht zal dringen door mijn donker denken dan die éene straal, dan:... ja, dan, maar zuchtende, zonder ik nóg een begrip van liefde uit: de liefde tot het eigen-ik. Want zij ook bestáát: overal waar ik zoek om liefde te vinden - vind ik egoïsme.
Liefde tot de ouders, bestaat ze? O ja, ze bestaat, ze bestaat zeker, maar: bij de kleinste helft der vrouwen en waar zij bestaat gaat ze o, zoo zelden, boven de liefde tot het ‘eigen-ik’. Voorbeelden, ik heb ze, o, ik heb ze zoo vele. Eén zal ik er noemen. Een vriendin van mij, laatst, zeide tegen haar man: ‘Wij mogen nù wel eens, Zondag, Willem, bij Papa en Mama gaan eten, wij zijn er in geen dertien weken geweest, en ze hebben zoo graag dat we komen. Een andere uitnoodiging hebben we niet en dan behoeven we er ook in geen tijd weer een heelen dag heen.’
Arme oudjes! Zij waren nu tachtig jaar, ze stonden met het ééne been in het graf en hoe hadden zij waarschijnlijk wèl hun kinderen lief gehad!
Meer voorbeelden dringen zich aan mij op, maar ze aan te halen dunkt me overbodig: ieder toch weet uit eigen ervaring er zoo eindelooze vele!
Liefde tusschen broers en zusters? Zijn het niet de uitzonderingen die den regel bevestigen, de gevallen die wij kunnen aanhalen om te bewijzen dat zij wel bestaat?
Meestal toch zit deze liefde niet diep, is zij niet bereid tot opoffering, oordeelt zij niet met zachtheid, is zij dus den naam van liefde niet waard!
Broers en zusters, o, hoe vaak, hoe droevig vaak, zijn zij niet beminnelijk en bemind bij vreemden, maar liefdeloos, heel liefdeloos, en onverdraagzaam onder elkaar!
En in het algemeen in den huiselijken kring, in den omgang ook met ondergeschikten, is ‘liefde’ dat woord dat in lichtenden krans ons moest tegenstralen, steeds en overal, vèr te zoeken.
En het is zoo in-treurig te meer, omdat niet alleen ons eigen leven, maar ook dat van anderen zoo veel rijker, zooveel gelukkiger is, als wij weten lief te hebben!
Met al donkerder schaduwen valt de schemer neer, het laatste licht drijft weg uit mijn serre, maar ik blijf zitten gedoken in mijn stoel in het donker, verloren in mijn droevig gedenk.
Zwarte wolken drijven nu donker en dreigend langs het geel-grauwe grijs. Steeds meerdere doemen er op en duwen de andere voort, steeds voort, als joegen ze naar ergens een doel en meer nog doet zich nu de druk van buiten gevoelen, weemoediger worden nog mijn gedachten.
Ik was aan het denken over het ontbreken van liefde in het algemeen... over het ontbreken van liefde in het huwelijk denk ik nu!
O, het heeft zoo vaak mijn borst geschrijnd, ik heb het zoo dikwijls van binnen gevoeld met zoo hevige pijn, schaamte bijna, dat... ja, werkelijk dat wij vrouwen niet weten, zoo vaak, welke heilige band het huwelijk is, dat wij haar sluiten lichtzinnig zonder ons bewust te zijn, wat eigenlijk ‘Liefde’ is...
Wat is liefde?
Liefde is geschenk ons in goddelijke genade door de Goden gegeven!
Daar is niets heiligers, niets volmaakter schoon dan het gevoel: liefde.
Maar zoo vaak begrijpen wij ze niet. Wij denken, o, waarlijk wij denken - ik schaam mij zoo diep - dat liefde tusschen man en vrouw, is - verliefdheid en wij weten het niet, dat er bestaat een hoogere liefde, van de ziel, en dat die liefde is: toewijding, zachte, teedere, algeheele toewijding in vreugde èn in zorg, dat liefde is geven van het beste en innigste dat er in ons is, dat