De Hollandsche Lelie. Jaargang 22
(1908-1909)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdCorrespondentie van de redactie met de abonnésDe redactrice van de Holl: Lelie brengt ter kennis van de lezers van dit Blad, dat zij géén manuscripten, of brieven, haar naar aanleiding der redactie-aangelegenheden toegezonden door niet-abonnés, kan beantwoorden langs particulieren weg. De correspondentie in dit Blad dient zoowel tot de beantwoording van brieven, als tot de mededeelingen betreffende aangenomen en geweigerde bijdragen, en zij, die zelve geen abonné of abonnée zijn, kunnen dus niet verwachten langs een anderen dan den correspondentie-weg te worden beantwoord. Wanneer zij door leesgezelschapkring, of samen-lezen, of op welke wijze dan ook, gelegenheid kunnen vinden de correspondentie-rubriek te volgen, dan is de redactrice bereid hen dáárin te beantwoorden. Op dezen regel wordt voortaan géén uitzondering meer gemaakt, en afzonderlijke nommers, correspondentie-antwoorden aan niet-abonné's behelzend, worden niet meer toegezonden. Redactrice. P.S. Het spreekt van zelf, dat deze regel alleen geldt voor eerstbeginnenden, èn voor briefschrijvers die in de corr: rubriek thuishooren. L.Z. - Ik heb Uw stukje, zoowel als Uw lateren brief van 7 Nov. j.l., ontvangen, verwijs U echter naar de elke week in dit blad opgenomen regels, wat betreft beantwoording van zulke manuscripten, Anna te H. - Voor Uw twee kaarten veel dank. Ik gaf wat de eerste, zakelijke, aangaat, U aan den uitgever op voor het door U ontvangen honorarium; voor dat soort arbeid is dat de gewone prijs; Uw tweede kaart was mij recht welkom; dank ook voor Uw belangstelling voortdurend in de Dagboekbladen. Hartelijk gegroet en recht veel goeds zij U toegewenscht in deze dagen. - Eunice. - Uw stukjes moet ik nog lezen Gij moet een beetje geduld hebben; er is zooveel copie. Waar zijt gij nu? Weer terug in A.? Heerlijk dat gij het daar zoo goed hadt. - Dat eene bewuste stukje was alleen geschikt voor ingezonden of gedachtenwisseling, ik nam het op in die rubriek.Ga naar voetnoot*) H.H.S. - Of ge dien brief, dien ik U moest doorzenden, hebt geaccepteerd? Bij gelegenheid hoor ik dat wel eens. Uw repliek indertijd plaatste ik onder gedachtenwisseling. Wat dat bewuste verhaal aangaat, lieve H.H.S., alléén als feuilleton kan ik 't op den omslag plaatsen. Ik heb U reeds gezegd, onlangs in een vorig antwoord, hoe ik op dat punt steeds veeleischender word; de zoo veranderde inhoud van de Lielie, geeft daartoe nu eenmaal alle aanleiding. Het kan wel zijn, dat er ook nu nog wel eens verhaaltjes in staan, in den inhoud-zelf, en niet als feuilleton, die naar Uwe meening vallen onder de rubriek tendenzachtig; maar dan is het al heel veel vroeger aangenomen werk, dat misschien wel al sinds jaren op plaatsing wacht. - Wat de hoofdartikelen aangaat, ja, ook daarin is een groote wijziging gekomen onder mijn redactie. Daarom moet ik ook dit laatste door U aangebodene artikel weer weigeren, want het is heusch niets voor déze Lelie-lezers. M.i. is hetgeen gij daarin zegt óók onwaar, want het is oppervlakkig-gedacht. Gij moet mij dat niet kwalijk nemen, ik houd niet van zulke phrasen-makerij, en de tegenwoordige lezers prefereeren 'n heel ander soort artikelen, over actueeler onderwerpen. - Ik ben benieuwd wat er nog zal komen van Uw uitgave, als gij met die heeren, die ik U noemde, hebt geraadpleegd. - Wat het Engelsche huwelijk betreft, als die persoon het op die wijze gaat sluiten, zonder papieren, dan is het vermoedelijk niet elders geldig. Een advocaat raadplegen, schijnt mij inderdaad het veiligste. - Aan het einde van dezen Uwen laatsten brief, komt gij nog eens terug op de hoofdartikelen, om te vragen of ik er niet eens eenige wil schrijven. Wel, dat is heel goed mogelijk. Op dit oogenblik echter nemen de boekbesprekingen, de Dagboekbladen, de correspondenties van mijn hand, al zoo veel ruimte in beslag, dat ik 'n ander toch ook eens 'n beurt moet gunnen; hoe noodig dat is blijkt uit Uw eigen klacht over het al zóó lang in mijn bezit zijn Uwer vroeger aangeboden hoofdartikelen. Ik zal, daar die klacht gerecht is, trachten ze nu spoedig te plaatsen. Uw brief, begeleidend Uw repliek aan Gonda, drukt den wensch uit te vernemen of ik niet óók iets voel voor Uw standpunt. Wel, natuurlijk doe ik dat. Mijn indruk is, dat gij beiden aan elkaar voorbijpraat. Gonda trekt met ernst en klem te velde tegen het man-wijf-maken van de jonge meisjes zonder noodzaak voor haar van geld verdienen-moeten, uit nadoenerij en pralerij dus, en vertelt eerlijk hare ondervindingen van hard-werkend meisje. Gij stelt daartegen over de gevaren van het zich lichamelijk verkoopen om maar getrouwd te zijn, en bezorgd, en vindt het veel nobeler dat niet te doen, en den eigen weg alleen te banen. Wie zal U dat tegenspreken.!? Maar wat heeft dat met Gonda's klachten temaken? Zij heeft het over de vrouw die niet behoeft te arbeiden, (dus ook niet behoeft te trouwen om geld), en die hare jeugd dan toch verknoeit, omdat ze studente- en ambtenares-spelen houdt voor zooveel interessanter dan gewoon-genieten en gewoon-huishoudster zijn. Het slot van Uw overdenkingen, dat men bij werken buitenshuis per-se even goed vrouwelijk blijft als binnenshuis, beaam ik geenzins. De omstandigheden drijven ertoe het meisje, dat in de maatschappij zich heeft staande te houden neven den man, te noodzaken zich niet van hare plaats te laten jagen. Die noodzakelijke strijd om het bestaan, alleen-gevoerd, máákt hard, en dwingt tot zichzelf ompantseren met flinkheid en moed en kracht, tot het onderdrukken van vrouwelijke weekheid en overgevoeligheid. En nu spreek ik nog niet eens van het uiterlijk, van het zich haastig en praktisch kleeden, meegebracht door vroeg-opstaan, van niet-sierlijken gang, door haast, van duizenderlei kleinigheden waardoor de vrouw vrouw is, en die zij moet verliezen, of zij wil of niet, als zij neven den man arbeidt in zijn beroep. - Ik voor mij, die zelve óók 'n hardwerkende vrouw ben, geloof dat het beter en verstandiger is zulke feiten onder de oogen te zien en te erkennen, dan ze te willen wegredeneeren. - Juist dáárdoor maakt men teleurgestelden; die het moois van alles te gelijk zullen kunnen geloofden, en dan bedrogen uitkomen. Overigens, gelijk reeds opgemerkt, m.i. hebt gij een geheel ander standpunt ingenomen dan Gonda; van het Uwe hebt gij in menig opzicht gelijk, evenals zij dat heeft van het hare.
M.F. te Soerabaja. - Lieve mevrouw, 't speet mij uit Uw zoo vriendelijk schrijven te lezen dat U zoo ziek zijt geweest. Uw waardeerende woorden, naar aanleiding van mijn toilet-rhumatiek-artikel, ('t geen zooals U zult hebben gezien heel wat pennen in beweging bracht), deden mij veel genoegen. En, dat de Lelie U gedurende Uw ongesteldheid een aangenaam gezelschap is geweest, was mij een even welkome tijding, als Uw verzekering, dat mijn | |
[pagina 368]
| |
arbeid bij U in Ned-Indië zooveel instemming vindt. Ik heb altijd 't gevoel dat Indische menschen zooveel ruimer denken dikwijls, zooveel meer hebben leeren begrijpen van 't leven, dan de volbloed-hollanders menigmaal, die maar zitten jaar in en jaar uit aan het hoekje van den haard, en bang zijn zelfs voor 't kleinste Rijn-reisje, omdat het de enge grenzen van 't eigen vaderland overschrijdt. Ja heusch, dat is geen overdrijving. Ik ken verscheidene zulke vaderlanders, uit den ‘beschaafden’ stand, voor wien het denkbeeld 'n andere taal te moeten spreken dan de eigene, 'n andere gewoonte te moeten accepteeren dan die van hun dagelijksch sleurleven, te moeten eten op 'n ander uur dan ‘bij ons’, voldoende is om zich met hand en tand te weren tegen 'n andere zomervacantie dan op het een of ander afgelegen vaderlandsch dorpje waar ze voor véél geld het uiterst primitief hebben, maar daarvoor het onuitsprekelijk genoegen smaken aan te zitten aan een disch met eigen landgenooten en te leuteren in de eigen sprake en te eten het eigen hollandsche eten, enz. enz. Hoe willen zulke menschen nu een anderen kijk op het leven hebben dan een jammerlijk-enge, en onnoozele! - Wat U over 't corset schrijft neem ik hier over ten behoeve van mej. Pelsma: Ik wilde dat deze dame eens hier kon zien hoeveel leelijke ingedeukte schouders er ontstaan, door het dragen van de zoogenaamde Indische koetang, een onderlijf, dat vrijwel het grondmodel vormt van alle reformlijfjes. Ik heb die dingen veelal aangepast, en drukken ze allijd heftig op de schouders. Onderlijfjes met mouwtjes vind ik bovendien afschuwelijk. En al dat dwaze gevecht tegen wespentailles; zeer terecht merkt U op dat dit in het geheel geen mode is, en een werkelijke élegante vrouw zich ook niet toetakelt. Het eenige waarmede ik het eens ben is, de macht van uw pen, maar ben tevens égoïst genoeg, om mij te verheugen, dat U niet op de zijde der reformdraagters zijt. Ik ben zoo vol hoop dat uw geschrijf af en toe over dit onderwerp veel zal mogen bijdragen om de vrouwen wat meer zorg voor hun toilet te doen krijgen. Het is heel vriendelijk van U zooveel aan de macht van mijn pen te hechten. Ik mag het in zake die reform van harte lijden. Iets zóó vogelverschrikker-achtigs als die kunstdoenerige reform-japonnen heb ik zelden gezien. En het was toch àl te brutaal van hen, dat te willen doen doorgaan ook nog voor ‘goeden smaak’ en ‘kunstzin’. Met heel veel belangstelling las ik wat U zegt over de vrije-liefde-questie in Indië. Ik ben daar maar kort geweest, en ik heb in dien tijd juist op dat punt heel veel merkwaardigs opgemerkt in zake schijn en wezen dienaangaande. Zoo herinner ik mij b v. in dat zelfde hotel, waar U-ook immers hebt gelogeerd, een naar Europa vertrekkenden meneer, een hoog ambtenaar, die een pavilloen bewoonde met zijn reeds vrij groote, wettig-erkende kinderen, en hunne moederhuishoudster. Die vrouw zat den ganschen dag in haar sarong en kabaai buiten; ten aanschouwe van iedereen, heel gezellig samen met haar zoowat zestienjarig dochtertje. Iedereen wist ook, dat zij de mama was van deze en van nog een paar jongens. Maar aan de rijsttafel, en 's avonds bij het diner, ging papa alleen met de kinderen aan tafel. Men zei ons dat het tegen alle etiquette streed, dat hij zijn ‘huishoudster’ zoude medenemen! Wat een voorbeeld voor zulke kinderen; welk een onverdiende minachting wordt daarmee hun aangeleerd voor de arme moeder! Toch begrijp ik volkomen dat een haar-mede-nemen gelijk zou staan met een openlijk het huwelijk afschaffen, en de vrije-liefde erkennen als ‘de’ regel. - Met een hoog-voelende sympathieke dame, die ik op Batavia leerde kennen, praatte ik ook wel eens over die questies, en zij-ook trof me steeds door de mengeling van heel-groote vrijgevigheid ter eene zijde en heel-strenge etiquette anderzinds, welke zij op dit huishoudster-punt aan den dag legde. Uw heerlijke woorden over honden neem ik letterlijk over, omdat U 'n moeder zijt, want het is zoo gemakkelijk voor hen, die niet van dieren houden, te verklaren dat ik ze in een te ideaal licht zie, omdat ik geen kinderen heb. Een hond is 'n héél ander iets, dan 'n kind! Een hond is je vriend..., en een kind tegelijk in sommige opzichten. Maar hij doet je nooit verdriet aan: Ook wat U in de laatste, door ons hier ontvangen Lelie schrijft over honden is heel waar. Een lieve hond is een vriend. Ik zelf sta op het standpunt, dat de meeste menschen mij onverschillig zijn, en nooit zal ik zelfs een kind aanhalen. Toch houd ik van kinderen. Maar onze honden haal ik wel aan, en mijn dochtertje evenzoo. Wij zouden zonder onze honden niet gelukkig zijn. Ik dank U hartelijk, in naam van de honden, voor dat getuigenis. - En voor wat U dan laat volgen vooral; mijn eigen ondervinding van woord tot woord; Ik vind het een gerust prettig gevoel ze thuis bij mij te hebben, met ze te praten, met ze uit te gaan. Ze hebben me nog nooit bedrogen, zijn me nooit ontrouw geweest, hun goede eigenschappen zijn geen aangeleerde conventie, maar echt en waar. Maar bij ons zijn de honden huisgenoten. Ze hebben hun eigen badkuip en baden wij ze zelf. Dat mag geen bediende doen. Ze zouden het ook niet toestaan. Ze worden ook als vriend behandeld en niet als een redeloos dier, want dat zijn ze niet. Ik geloof al had ik 6 of meer kinderen, ik toch honden zou willen hebben en evenveel van ze houden. Mijn dochtertje is in dat opzicht net als ik, en even bevriend en innig met ons tweetal als ik. Ook hier steekt men daar af en toe den gek mee. Laat ze maar praten. Ik hoop dat U het goedkeurt, dat ik Uwe woorden zoo letterlijk overneem. ik doe dat omdat ik overtuigd ben dat zoovelen zich schamen 'n hond of poes lief te hebben, omdat ze niet-getrouwd zijn, en dan denken: Nu word ik uitgelachen en ‘gekkelijk’ gevonden. Voor dezulken is het zoo heel-noodig te zien, dat óók moeders de liefde, de trouw; de toewijding van een hond waardeeren en erkennen. Zooals U schrijft, al hadt U zes kinderen in plaats van eene, dan zoudt U er nog net zoo over denken. Mijne moeder was zóó dol op onze honden, dat ze hun meer veroorloofde in zake slordigheden, en op mooie tapijten morsen, enz. enz. dan aan ons, hare kinderen. Het is zoo jammer, en voor de eenzamen-zelf, en voor de honden, indien zulke kleinzielige redenen hen van elkaar scheiden. Daarom neem ik Uw woorden, terwille van zulke voor uitlachen bange juffers, over. - Het door die dame toegezonden schetsje neem ik als feuilleton. De stijl is te droog, te dor, om van een novelle te kunnen spreken. Feuilletons óók worden gehonoreerd. - De ervaring die er uit spreekt is beter dan de uitwerking. Ten slotte lieve mevrouw herhaal ik U mijn oprechten dank voor Uw woorden, omtrent de belangstelling die de Lelie tegenwoordig in Indië wekt door de aangeroerde onderwerpen. Het is zoo prettig te hooren dat een ingeslagen weg - waarop ik óók met veel moeilijkheden soms heb te kampen - wordt gewaardeerd. Dat geeft lust en moed tot volhouden. Uw brief deed me heel, heel veel plezier. Uw toon is zoo prettig-oprecht, zoo van mensch tot mensch. En nu ik Uw photo heb zie ik U zoo vóór me. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. Sluiting red: ged: |
|