grond, hard neêrgesmakt. Een hunner moest opgeholpen worden; zijn hoofd was krachtig tegen den wand aangekomen.
Dat alles was in zoo'n snel tempo gebeurd, dat de zes agenten in het nevenvertrekje er niets van hadden gemerkt.
Die uiting van wonderlijke kracht oefende een merkwaardigen invloed op de apaches uit. Een kreet van bewondering ging er onder hen op. De drie onverlaten werden door hun kameraden uitgelachen. De zanger hield op en lachte. De accompagnateur eveneens.
En - wonderlijk genoeg - de reverend lachte toen ook, luidkeels, lachte het hardst.
Daarop kwamen de heeren boeven, één voor één, ons drieën complimenteeren. De reuzenkracht van Gills en onze onverschrokken houding hadden hun den diepsten eerbied afgedwongen.
Of wij den agenten niets wilden vertellen, vroeg er een.
- All right! zei Gills, wien ik het verzoek overbracht.
- Bon! spraken Lodtz en ik.
Hé, wat ging Gills daar doen?
Hij stond op, liep op den pianist toe en bulderde:
- Play the ‘Marseillaise’ for us.
De toetsenbeuker, blijkbaar bevreesd voor een krachtsuiting van den reus, schuifelde achteruit. Doch Gills nam hem op, zette hem op de pianokruk neêr en schreeuwde:
- You don 't understand? The ‘Marseillaise’, the ‘Marseillaise’!
De pianist begreep. Daar klonken de tonen van het Fransche volkslied, valsch weliswaar, maar enfin...
Gills nam eerbiedig zijn pet af, luisterde aandachtig, stond kaarsrecht, met zijn hoofd bijna tegen het gewelfd plafond.
Eensklaps stormde hij op een der apaches af en sloeg hem de pet van het hoofd. Onmiddellijk kwam er een algemeene hoofdontblooting. De schrik zat er bij de sloebers in.
Lodtz en ik hadden de grootste moeite om niet in lachen uit te barsten. Gills bleef ernstig.
Nadat de ‘Marseillaise’ afgespeeld was, bulderde Gills den pianist toe:
- Our popular ‘Yankee doodle’ now!
De pianist had geen verdere aansporing noodig. Zoo goed en kwaad als hij kon, verklankte hij de Amerikaansche wijs.
Gills keek triomfantelijk in het rond. In minder dan geen tijd gingen de hoofddeksels der apaches naar omlaag. Er was ontzag in hun gelaatstrekken en gebaren.
Nadat de laatste toon van ‘Yankee doodle’ weêrklonken had, riep Gills met donderende stem:
- I am satisfied. I thank you very much. Daarop reikte hij allen, buiten Lodtz en mij, de hand. Ik zag weêr dezelfde pijnlijke gelaatsbewegingen, die ik in het Restaurant des Beaux-Arts had gezien.
Het ijs was gebroken. De galgebrokken gingen om ons heen zitten. Gills betoonde zich uiterst beminnelijk. Hij sprak evenveel als de apaches. De Deen en ik fungeerden als tolken. Er werd geklonken; de waard had het dien avond buitengewoon druk.
Een der zangeressen, aangemoedigd door den vredigen afloop van het geval, naderde Gills en streek hem met de hand onder de kin. De Amerikaan maakte een beleefde buiging voor haar, haalde uit zijn portefeuille een photo in cabinet-formaat en sprak, met iets bewogens in de stem:
- My wife and my nine children.
Hij drukte er een kus op en liet daarop de photo van hand tot hand gaan. Lodtz lichtte in:
- Ce sont la femme et les enfants de monsieur. Monsieur est pasteur en Amérique.
Ik zag trekken van verteedering op het gezicht van menigen apache, om dit doorslaand blijk van Gills' trouwhartigheid. Er scheen iets in hun ziel te smelten.... Ook Lodtz en ik voelden ons warm van binnen. Ik had nooit bevroed, dat in dezen beruchten kelder zoo een lieflijk gevoel mij kon vermeesteren. Non credere al santo se non fa miracoli, zegt een Italiaansch spreekwoord. De reverend Gills moest dan toch wel min of meer een heilige zijn, want hij had een wonder verricht, het wonder, dat hij zelfs apaches had vermogen te ontroeren.
Dien nacht, omstreeks half vier, had het curieuze feit plaats, dat apaches den reverend Gills geleide deden naar zijn en mij naar mijn hôtel. Zij stonden er op, ons die eer te mogen bewijzen. Ons drieën - doch Lodtz had, tot mijn groote verrassing, den apaches zijn adres niet opgegeven en hun verteld, dat hij nog met mij wenschte na te praten.
Inderdaad besprak de Deen dienzelfden nacht een kamer in mijn hôtel.
Den volgenden ochtend, heel vroeg, was Lodtz niet meer mijn contubernaal.