tijdverdrijf, maar als een bron van ontwikkeling en verrijking van hart en geest beschouwt en dat je aan den tijd, die je met lezen doorbracht, als aan nuttig bestede uren met voldoening wilt kunnen terugdenken. Die vraag bewijst mij ook, dat je niet een van die gewone oppervlakkige meisjes bent, die altijd o, hoopen! te lezen hebben, die de heele boekenlijst van hun leesbibliotheek naar vervolg ‘afwerken’, of die in een nooit geschokt vertrouwen altijd maar weer de boeken, die 't meest vooraan in de winkelkasten der boekhandelaars liggen, vol heiligen eerbied als groote meesterwerken genieten en bewonderen.
Ik heb zoo moeten lachen om je klachten over ‘Götz Krafft.’ Dacht je dan heusch, dat dit nu een waar kunstwerk moest wezen, omdat ‘iedereen’ het gelezen had? Reclame, kindje, anders niet. En het groote publiek, dat dol is op sensatie, kon er alles in vinden, wat zijn hartje begeerde: een duel, 'n ‘waterlijkie’ (om het op z'n Amsterdamsch uit te drukken), een proces, zelfmoord onder een lokomotief, een speelhol, nihilisten, enz. enz.. Het bespaarde gewoon een uitgang naar het Bioscope- Theater. - Je verwondert je erover, hoe dan al die autoriteiten en beroemdheden, die vóórin zijn aangehaald, er zulke gunstige oordeelen over konden uitspreken. Dat is ook onbegrijpelijk, totdat men in dat wereldje een beetje achter de coulissen heeft gekeken. De schrijver, Stilgebauer, is redakteur van een groot, zeer verbreid tijdschrift en deelgenoot van een aanzienlijke uitgeversfirma. In deze hoedanigheden kende hij de meeste duitsche schrijvers persoonlijk en zond hen zijn boek, vóórdat het in den handel was, met een paar vriendelijke woorden, waarin hij hen in vertrouwen om hun oordeel vroeg.
De schrijvers wilden den redakteur en uitgever graag te vriend houden en schreven hem een paar vleiende zinnetjes over zijn eerste pennekind. Toen nu Stilgebauer deze particuliere beoordeelingen voorin zijn boek liet drukken, ging er een storm van verontwaardiging op, en vele schrijvers verklaarden in de dagbladen, dat ze het bepaald als bedriegerij van Stilgebauer beschouwden, dat hij deze vriendschappelijke vleierijtjes als letterkundige kritieken uitgegeven had. Maar het boek was intusschen gelanceerd en werd overal gelezen en gekocht. Nu is de heele ‘Götz Krafft’ allang dood en begraven en hoogstens spreekt men hier en daar nog van een ‘Götz-krafftiade,’ wanneer in een roman een reporterachtige beschrijving van een sensationeele gebeurtenis of van de een of andere geheimzinnige nachtelijke bijeenkomst is ingelascht, die met den loop van het verhaal niets te maken heeft. -
Ik vind het ook echt flink van je, dat je fransche, duitsche en engelsche boeken altijd in de oorspronkelijke taal wilt lezen, om zoodoende je talen meteen nog een beetje bij te houden. Niet alleen gaat er bij het vertalen heel veel karakteristiek moois verloren, maar ook worden (behalve natuurlijk de werken der klassieken, doch ook die nieteens altijd) lang niet de beste voortbrengselen der buitenlandsche woordkunst in het Nederlandsch vertaald. Men gaat bij de keus der te vertalen boeken helaas veel meer te rade met het boekhandelaars-succes dan met de werkelijke waarde en daardoor nemen minderwaardige sensatie-romans maar al te dikwijls de plaats in van ware kunstwerken. -
Doch voordat ik nu mijn bibliotheek voor je ontsluit, om je met mijn beste vrienden in kennis te brengen, moet ik je nog een vraag doen. Een heel onnoozele vraag. Weet je wel, Annie, wat een roman is? Je lacht. Goed. Weet je ook, wat een novelle is. En kun je me nu zeggen, waarin die beiden overeenkomen en waarin ze verschillen? - Ik geloof, dat je nu mijn vraag al heel wat minder dwaas zult vinden. ‘Een roman... is een boek... of nee - een roman is een verhaal, dat een heel boek vult... en 'n novelle... die is meestal korter... en... en...’ Zal ik je maar eens helpen? Want je moet toch de geslachten kennen, waartoe mijn vrienden behooren, voordat ik je aan henzelf kan voorstellen. De drie stamvaders van alle woordkunst heb je natuurlijk op school al geleerd - lang geleden -: epische, lyrische en dramatische dichtkunst. De twee laatste gaan ons hier niets aan, al mijn vriendjes hooren tot de epische familie, die weer de volgende soorten omvat: het epos, de idylle, het sprookje, de legende, de sage, de mythe - en dan de soorten, waar wij het nu speciaal over hebben: de roman, de vertelling, de novelle, de novellette en de schets.
Het verschil tusschen novelle en novellette ligt het meest in lengte en uitgebreidheid, doch de novellette is dikwijls als het ware een laatste hoofdstuk, het slotakkoord eener novelle, waarvan men inleiding en opbouw in korte woorden heeft sâamgevat. Veel scherper