Gedachtenwisseling.
‘Mijn Meerdere.’
Met genoegen las ik de gedachtenwisseling van den heer Servaas van Rooyen en het antwoord daarop van onze Redactrice, en juist, omdat ik een voorbeeld ben van beider besprekingen, kan ik ook er wat van mede praten.
Ik begin met het eind van freule Lohman's antwoord nl. ‘zoodra hartstocht (zonder welke echter liefde toch onmogelijk is) in het spel komt, redeneeren we niet meer; supérieure vrouwen óók niet.’
Zeker. dat is zoo en als men dan verliefd is, dan zien wij den man, zooals wij hem zien willen.
Zoo ging het mij. Maar later kwam de wreede ontgoocheling.
Ik ontdekte de geestelijke minderwaardigheid van mijn man; ik voelde me boven hem staan, wat intellectueele ontwikkeling aanging. Ik vond hem dom - en ik had berouw over mijn stap. Nooit heb ik 't iemand willen bekennen, daàr was ik te trotsch voor, maar degenen, die mij doorgrondden, beseften het.
Nooit wilde ik er over praten, want het was mijn eigen keus en de schuld lag geheel aan mij zelf, maar ik was nog zoo jong, toen ik trouwde, zoo jong en onervaren, dit was te vergeven.
Het zou mij rein onmogelijk zijn geweest, om hem te onderrichten, zooals het voorbeeld dat de Redactrice aanhaalde in haar antwoord.
Ik was gedésillusioneerd en het maakte me ongelukkig, diep ongelukkig.
Nu kom ik tot deze conclusie, die maakt, dat ik 't geheel met freule Lohman eens ben. De heer Servaas van Rooyen zegt: ‘er moet bestaan tusschen man en vrouw één geest van liefde, harmonie en samenwerkend zieleleven.’
Alles goed en wel, maar ontdekt men later zóó iets, nl. de minderwaardigheid van den man, dan is er geen zieleleven meer, want zoo iets geeft aanleiding tot allerlei bisbilles in het huwelijksleven. Houdt men van elkander, dan neemt men elkaar met alle ondeugden en deugden, dat is ook zoo, maar om zóó iets over 't hoofd te zien, daar behoort een reusachtige liefde toe. Ik zou mijn man eerder overspel kunnen vergeven dan die minderwaardigheid of liever gezegd: domheid en - liegen, want wordt men oud, en komt het dàn pas uit (als men jong is, komt hartstocht te veel kijken,) hoè groot de liefde is en het zieleleven, hoè is dan die domheid te dragen? Dan moet men absoluut zich ongelukkig voelen, door verschil van intellectueele ontwikkeling (hiermede wordt geen geleerdheid verstaan.)
Evenals de Redactrice, zou ik een deugdzame man (in de beteekenis van saai) vreeselijk vinden, in tegenoverstelling zou één geestig woord of één geestig gezegde mij zóó vervullen dat veel akeligs daardoor goed gemaakt zou kunnen worden.
ESPRIT