De Hollandsche Lelie. Jaargang 22
(1908-1909)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBoekbeschouwing.Ga naar voetnoot*)Mimosa door Johanne Steketee, (Amsterdam. - W. Versluys.) Hier hebt ge, lieve lezers, het allernieuwste nonsens-boek over de Vrouwenquaestie,Ga naar voetnoot**) ingeleid bij het publiek met een voorrede van mevrouw Versluys-Poelman, die daarin de naieve bekentenis doet, dat men, na zeven jaren Hilda van Suylenburg-gevolgen, nog net precies even ver is, in zake de vrouwen-emancipatie, als vóór dien tijd! Reden waarom zij van Mimosa, dat het leven der gehuwde vrouw zal behandelen, véél licht verwacht op het pad der modernemoeder.! Nu is een ‘aanbeveling’ van mevrouw Versluys-Poelman op-zich-zelf beschouwd al een vrij bedenkelijk ding waar het geldt vrouwenquaesties; want deze dame heeft op het punt moederschap en moederplicht van die ultra-moderne denkbeelden, die haar gemaakt hebben tot een ‘presidente’ en ‘voorzitster’, enz. enz. van alle mogelijke vrouwenvergaderingen, en kletspartijen in dien geest! Geen wonder dan ook, dat het door haar ‘ingeleide’ boek Mimosa allervermakelijkste staaltjes te over geeft van moderne warhoofdigheid en met de naaste plichten in de war zijn. Vermakelijk is hier wèl het woord; want boos maken kan men zich op Johanna Steketee nog niet eens, daarvoor is haar pennevrucht te goedig-onnoozel, getuigt te openlijk en duidelijk, dat hare hersentjes deerlijk in de war zijn geraakt, door den grooten-woordenrommel van mevrouwen Goekoop en Versluys-Poelman, en gansch de bent van dien aard. Men krijgt eerder medelijden, dan dat men zulke mallepraat zou beschouwen als iets der ernstige discussie waard! Ja, medelijden; want, heeft men hier niet min of meer te doen met een zelfbekentenis, van eigen levens-ervaring, als men weet, dat Johanna Steketee zelve een nog jonge, slechts enkele jaren gehuwde vrouw is (mevrouw Polak), wonende in Ede, en rondzwabberende in ‘letterkunde’ precies op de manier als hare Mimosa, namelijk novelletje's onderbrengende in tijdschriftjes, en ingezonden stukken in vrouwenblaadjes, enz. enz? Deze ongemeen-‘nuttige’ bezigheid van pennen nu is, in de oogen der met een arts gehuwde Mimosa, haar ‘schat’, haar veel heiliger dan haar komend kindje; om niet eens te spreken van zulke alledaagsche bezigheden als op het huishouden toezien, of belangstellen in haar luiermand! Met minachting voor dames, die ‘naaien’, verklaart Mimosa dat zij den uitzet voor haar kindje kant en klaar uit Den Haag liet komen, er niets aan deed dan een toevallig vergeten lintje door een jurkje rijgen. | |
[pagina 227]
| |
In plaats daarvan laat zij zich een koepel bouwen, om ‘ongestoord’ te kunnen werken aan hare courantenartikeltjes! De meid bezorgt ondertusschen het huishouden! Tusschen haakjes gezegd: op naieve manier verraadt hier de zoo ijselijk voor gelijke rechten en gelijke ontwikkeling schermende schrijfster hoe verstandelijk minderwaardig de vrouw over het geheel is, vergeleken met den man. Immers, men moet een vrouw zijn, om voor de onbeduidende artikeltjes voor derden rang tijdschriftjes, waartoe Mimosa het nog maar gebracht heeft te hooi en te gras, zóóveel omslag en zóóveel stilte en zóóveel voorbereiding noodig te hebben. - Haar man mag zelfs niet meer in één kamer met haar slapen, want, als ze 's ochtends bij het opstaan heeft ‘gepraat’, kan ze niet meer ‘denken’ over haar stuk. Het binnenkomen van de meiden, van een bezoeker, maakt haar zóó zenuwachtig, dat ze heelemaal van streek wordt; dus blijft er ten slotte niets anders over dan het bouwen van den bewusten koepel, waar ze alleen zit met haar papieren; - terwijl man, kind, en meid het ondertusschen maar zelf onder elkaar moeten vinden - (als in zulke gevallen de man zijn toevlucht gansch en al neemt bij de meid, schreeuwt mevrouw ach en wee over zijn ‘onzedelijkheid’; m.i. heeft hij in zoo'n geval groot gelijk.) Welnu, deze fraaie koepel-afzondering is een naieve onmacht-bekentenis, die volkomen overeenkomt met de werkelijkheid. Ik heb in mijn geheele leven opgemerkt, hoe moeielijk de meeste vrouwen werken, hoe geforceerd hare intellectueele ontwikkeling is, en hoe zij, precies als Johanne Steketee het beschrijft, en 't zelve blijkbaar ook heel natuurlijk vindt, de gróótste afzondering en stilte en voorbereiding noodig hebben tot hetzelfde doodgewone hoofdwerk of dezelfde middelmatige schrijverijen, waarvoor een middelmatig-ontwikkeld, volstrekt niet bijzonderbegaafd man zijn hand nog niet omdraait! Zelve werk ik buitengewoon-gemakkelijk, in het bijzijn van huisgenooten, op elk oogenblik van den dag, zonder dat stoornissen mij hinderen. En, juist omdat ik hierin een uitzondering ben op bijna álle werkende en schrijvende vrouwen, volgt daaruit dat ik hierin afwijk van het normale vrouwen-type, iets heb meegekregen van moedernatuur, dat niet behóórt bij mijn geslacht. Om op de slovende, en daarna met puimsteen haar beïnkte vingeren afgewreven hebbende Mimosa, die ons het toekomst-ideaal der moeder voorstelt, terug te komen: Als het kindje er is, legt zij goed duidelijk uit aan den verrukten vader, en de dito grootmoeder, dat deze zich maar wat inbeelden door zoo'n oud en gerimpeld gezichtje aardig en lief te vinden! De rimpels kunnen er nog dóór, want ‘die voorspellen haar dat haar zoon een groot denker zal worden.’ Voor de rest echter is zoo'n kind toch eigenlijk een groote lastpost, die haar drie weken verre houdt van haar ‘boeken’. Reden waarom zij, als haar man, die het lezen als arts had verboden, de hielen gekeerd heeft, haar moeder beveelt deze onmisbare dierbare boeken terstond naast haar te leggen; zij wil over hun inhoud schrijven, en zal aan hare gedweeë mama hare merkwaardige gedachten dicteeren; die moet het geleuter dan daarna achterbaks naar de post brengen. Eerst dáárna, zegt ze, kan ze weer ‘iets van geluk’ voelen; want, nietwaar, het is ook een oneindig grootscher taak recensie Zooveel neer te krabbelen over boek Zooveel in tijdschrift Zooveel, dan je eigen kindje te voeden, en te verzorgen, en het te liefkoozen, en je voor hèm gezond en sterk en levenslustig te bewaren.?! Inplaats daarvan staat het veel ‘interessanter’, zooals Mimosa doet, met een lusteloos gezicht op een rustbank te gaan liggen, met je ‘boeken tot troost’ naast je, en halsstarig het eten te weigeren dat wordt voorgeschreven aan de herstellende kraamvrouw. Nog fraaier wordt de begripsverwarring wanneer de pleegzuster, die te ‘materialistisch’ is, en dáárom niet deugt, is vertrokken! Want dan ergert het deze ‘nuttige’ modernemoeder in hooge mate, dat haar óók ‘materialistisch’ kind, dat nu dus door haar-zelve moet worden geholpen, zich bevuilt, en schoone luiers moet aan hebben, en voedsel verlangt, en al dien ‘verloren’ tijd afneemt dientengevolge van haar moeders ‘recensies over boeken’. - Als het arme wurm eindelijk in slaap valt, vindt Mimosa het hoogst ongepast, dat hij niet wakker wil worden op het door háár vastgestelde uur, waarop zij hem gemakshalve gelijktijdig luier en voedsel zou kunnen toedienen, maar integendeel meedoogenloos alles op zijn eigen tijd verlangt... ‘Als hij nu al wéér wakker wordt’, aldus denkt deze naar hare boeken smachtende ‘nuttige’ mama, ‘wat zal ik dan met hem doen?’ | |
[pagina 228]
| |
- Maar ziet, hare gedachten worden afgeleid door een juffer die haar boeken over de vrouwenquaestie komt brengen. En daarbij is er o.a. een over: Het verwaarloosde kind in de maatschappij. Nu, plots, ziet moeder Mimosa haar ‘taak’. Dat zij haar eigen kind op de schandelijkste wijze ‘verwaarloost’ valt haar niet in, want zij voelt nu een grootsche roeping in zich geboren worden, namelijk om te zijn ‘Een moeder der verwaarloosde kinderen in gansch de wereld’! Excusez du peu! Fluks wordt nu een kinderwicht uit het dorp aangesteld, ‘ter algeheele verzorging’ van het arme wurm, dat deze moderne moeder zelve in de wereld schopte. De andere meid, die welke het huishouden bereddert, weet wel een ‘lief achttienjarig meisje’, dat op hem zal ‘acht-geven,’ met hem zal wandelen, hem zal droog houden! Enz. enz! Afgedaan is daarmee deze episode van voor je eigen kind zorgen; wijd openen zich de koepeldeuren voor de verloste Mimosa. Het ‘groote werk’ vangt aan! Wat is dit ‘groote werk’ vraagt gij? Ja, dat weet Johanna Steketee zelf ook niet te best! Het is nog heel ‘vaag’ in Mimosa, deelt zij ons op de laatste bladzijde mede; maar het zal wel: ‘Zooiets worden als een roman.’! Nietwaar, dáárvoor laat je toch man en kind en huishouden natuurlijk in den steek, voor zóó iets ontzettends nóódigs, en nuttigs, en nie-dagewesenes als.... een roman!! - En wat zegt de vader tot dit alles? - vraagt misschien de een of andere lezer, die in zijn eigen huis nog gewoon is een woordje mee te spreken. Ja, dat is het 'm nu juist! Voor zulke ouderwetsche begrippen, dat de man, de vader, óók meetelt, heeft Johanna Steketee geen pardon. - De vader staat volgens hare spiksplinter-nieuwe ontdekkingen ‘buiten het scheppingswerk.’(!!!) ‘Het kind’, zegt ze, ‘moet voelen, zooals de moeder voelt, die alléén rechten heeft, op hem, omdat zij hem voedde met haar ziel’. En, als Mimosa's benijdbare echtgenoot diens ondanks een aanval van de baas spelen krijgt, en staat op zijn huwelijksrechten, dan voelt zij zich ‘verontreinigd’, ‘gruwt’ van een tweede kind, wil zelfs van een kus of een omhelzing niets meer hooren, want ‘Als je je niet vóóraf nauwkeurig hebt onderzocht, of je ziel je wel tot elkaar dringt, dan worden ook kussen onrein, laag-zinnelijk, zonde bijna.’ Bij deze zelfde gelegenheid treedt dan ook het op een afzonderlijke kamer-slapen-systeem in werking. En dat de dus nu gansch en al tot nul gereduceerde echtgenoot dan ook kort daarna voor goed afscheid neemt van zijn thuis, en in het buitenland verder gaat studeeren in een speciaal-vak, kan men niet anders dan zijnerzijds een slimme oplossing vinden om op een fatsoenlijke manier van zijn echtgenoote-schrijfster af te komen, die hem troost over al de verongelijkingen en teleurstellingen in zijn huwelijk, waarover hij zich beklaagt, met de belofte: ‘Van je opofferingen zal je later de mooie vruchten plukken. Verbeeldt je, je vrouw een goede schrijfster, een groote schrijfster. Dat zou je ijdelheid niet weinig streelen. Als het nog eens zoover mocht komen, dan zal je zegenen deze uren, waarin je voorbereid werdt voorbijgaand genot op te offeren, voor dat wat blijvend hoog en goed zal zijn in ons leven.’ - Manlief zal intusschen den ‘zegen’ maar liever voorloopig op zijn ééntje gaan zoeken! En Johanna Steketee vindt dat een bevredigende en verzoenende oplossing; want: ‘het wáre in het huwelijk is eigenlijk dat je niet bij elkaar bent!’ Heb ik geen gelijk dat het eigenlijk is om medelijden mee te hebben, als je ziet wáártoe haar zoogenaamde ‘ontwikkeling’ en ‘belezenheid’ de gewone vrouw voert, tot welk een onnoozelheid en begripsverwarring!! - ‘Zoo iets als een roman’ is een groote daad, een ‘levensdoel’. Je eigen kind opvoeden, wat zoo oneindig véél inhoudt, laat je ondertusschen over aan een ‘lief’ meisje van je dorp, dat een andere meid je wel eventjes bezorgt. Etc. etc! En van welk een kinderachtige zelfoverschatting getuigen al deze producten van verwatene en verdwaasde vrouwenhersenen! 't Is alsof de wereld niet kan bestaan of vooruitkomen zonder hare ‘recensies’ en ‘artikeltjes’; terwijl juist datgene waarvoor de wereld, de toekomst, haar wèl noodig heeft: het doen geboren worden en groot brengen van een gezond, krachtig, normaal nageslacht, in hare oogen een bijzaakje is, een nu ja lastig aanhangsel van geslachts-omgang, maar waarvan je zoo weinig mogelijk verder notitie moet nemen in je dagelijksch leven, - dat je wijden moet aan ‘de maatschappij’! (Hoort dan niet het eigen kind daartoe óók, zoo goed als het vreemde?) In Mimosa wordt ook veel geschermd met het afgezaagde stokpaardje over zelf geld-verdienen, onafhankelijk zijn in het huwelijk, | |
[pagina 229]
| |
enz.! Alsof niet die vrouw, die een uitstekende huishoudster is, en de dingen zelve naait en zelve kookt en zelve bezorgt, veel méér geld door dat alles uitspaart, dan zij zou inbrengen met eenige couranten-artikeltjes, terwijl er ondertusschen natuurlijk dure gehuurde hulp noodig is voor het huishouden, voor de kinderen, voor 't verstel-werk enz! Maar, als men die huisvrouw- en moedertaak verricht, komt men niet ‘in de courant’; en dat het eigenlijk dáárom, om ijdelheid dus alléén, te doen is, dat verraadt Johanne Steketee zelve heel naief, als zij hare Mimosa zich voortdurend laat ergeren over de ‘beroemdheid’ van anderen, als zij gehuwde vrouwen over hunne portretten in de tijdschriften enz., en haar kinderachtig-blij laat zijn, omdat de hierboven genoemde uitgevers-colporteuse verklaart ‘wel eens van haar te hebben gehoord als schrijfster.’ ‘Even verlichtte een glimlach Mimosa's gezicht. Ze was dus toch bekender dan ze vermoedde.’ Ziet gij, dáár komt de aap uit de mouw, bij deze ‘nuttige’, en quasi zoo voor 't heil van de maatschappij bezielde vrouwen! De eigen kring, de ware plicht, is haar te bescheiden! IJdelheid en hoogmoed op de kleinzieligste manier zijn de ware drijfveeren harer zoogenaamde ‘hoogheid van ziel’. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |
|