Ingezonden-Toilet.
Indië, 21-7-'8.
Geachte Freule,
Naar aanleiding over uw stukje in de Lelie, zelfbehandeling bij rheumatismus door strijken, wilde ik u meedeelen, dat het middel meer bekend is en wordt aangewend dan u wellicht dacht.
Het is de warmte die hier de genezing aanbrengt, en een der laatste toepassingen is nu, het opleggen van warme asch, liefst van houtskool of turf, tusschen twee dikke flanellen doeken, op de pijnlijke plaats. Dit heeft altijd succes. Al is het dan niet in een keer, een uur of wat aangewend, verkrijgt men steeds het succes dat de pijn verdwijnt.
Het was goed van u gedaan, om na die warmte behandeling nog wat in bed te blijven, daar er natuurlijk een groote vatbaarheid bestaat voor kouvatten, na zoo'n behandeling.
Van het mindere succes van salicyl komt men terug tot de methode als vermeld.
't Rheuma is een ziekte waarvan de ware aard nog niet bekend is. Vrij algemeen houdt men 't voor een infectie ziekte, en is het in veel gevallen gebleken, dat de werking of juister de voortwoekering der infectie door warmte wordt tegengegaan. Dan al niet voor goed, tijdelijk zeker.
Bij oude menschen echter heeft men met warmte niet zoo'n succes als bij jongeren. Als ieder zijn bevindingen, bij dergelijke behandelingen opgedaan, wilde publiceeren, zou er heel wat minder onnoodig allerlei het organisme bedervende medicynen worden ingenomen. Hetzij op eigen gelegenheid of door den dokter voorgeschreven.
Toch zijn er weer zooveel menschen die absoluut medicyn willen hebben, en als men ze zoo'n eenvoudig middel aanraadt als warme asch of een dito strijkijzer, zich beleedigd voelen, en de arts die ze behandelt voor een prul schelden. Even wil ik u een geval vertellen uit eigen ondervinding, het kan wellicht tot leering dienen.
Een dame kwam bij mij met een schilfer uitslag op de bovenlip. In Holland zou men zeggen ‘de winter’. Hier kon dat niet.
Ze was overal al geweest, en het laatste was uitgemaakt, dat het een uitslag was, overgebleven uit een doorstaand zenuwlijden.
Ik zelve wist ook niet te constateeren wat het was en begon met een verzachtend zalfje.
Nu heb ik een jonge dame bij mij in huis wonen, die deze dame bovengenoemd kende.
's Avonds aan tafel zeide ze tegen mij: ‘Die Mevr. X...., heeft net zoo'n uitslag aan haar mond als ik heb gehad door het gebruik van Odol.’ Ze vertelde verder dat ze er door een toeval was achtergekomen en wel, doordat ze eens geen Odol in huis hebbende een week lang een ander tandwater gebruikte, en dat de uitslag verdween. Ze dacht echter toen nog niet aan Odol als de oorzaak. Gebruikte het later weer, en kreeg weer de uitslag. Bij het staken van Odol gebruik genas ze en heeft het niet meer terug gekregen.
Ik vertelde Mevr. X. deze geschiedenis, en waarlijk het bleek dat ook zij reeds 3 jaar Odol gebruikte en ruim een jaar aan den uitslag suk-