De Hollandsche Lelie. Jaargang 22
(1908-1909)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdCorrespondentie van de redactie met de abonnésDe redactrice van de Holl: Lelie brengt ter kennis van de lezers van dit Blad, dat zij géén manuscripten, of brieven, haar naar aanleiding der redactie-aangelegenheden toegezonden door niet-abonnés, kan beantwoorden langs particulieren weg. De correspondentie in dit Blad dient zoowel | |
[pagina 176]
| |
tot de beantwoording van brieven, als tot de mededeelingen betreffende aangenomen en geweigerde bijdragen, en zij, die zelve geen abonné of abonnée zijn, kunnen dus niet verwachten langs een anderen dan den correspondentie-weg te worden beantwoord. Wanneer zij door leesgezelschapkring, of samen-lezen, of op welke wijze dan ook, gelegenheid kunnen vinden de correspondentie-rubriek te volgen, dan is de redactrice bereid hen dáárin te beantwoorden. Op dezen regel wordt voortaan géén uitzondering meer gemaakt, en afzonderlijke nommers, correspondentie-antwoorden aan niet-abonné's behelzend, worden niet meer toegezonden. Redactrice. P.S. Het spreekt van zelf, dat deze regel alleen geldt voor eerstbeginnenden, èn voor briefschrijvers die in de corr: rubriek thuishooren.
J.J.B. den H. - Maanden geleden zijt gij reeds beantwoord in de Lelie aangaande Uw twee stukken. Ik wil gaarne gelooven, dat gij liever schriftelijk antwoord ontvangt dan langs dezen weg, maar wáárom zendt gij stukjes in, als gij U geen gelegenheid verschaffen kunt de Lelie te lezen, waarin week aan week staat hoe ik niet particulier antwoord? Het is heel vriendelijk van U Uw werk te willen ‘afstaan’ voor den door U genoemden prijs, maar ik regel het honorarium, en kan mij niet laten leiden door de finantieele overwegingen die den inzender drijven tot literairen arbeid. - Alleen schrijvers van náám kunnen pretensies maken tot welken prijs zij hun werk willen ‘afstaan’, maar zij die het, als gij, aanbieden op hoop van wat te verdienen, doen verstandiger af te wachten wat hun aangeboden wordt. Intusschen dank ik geheel en al voor Uw aanbod; ik meen mij te herinneren dat ik Uw werk vond bij het door den heer Servaas van Rooyen als waarn. redacteur reeds aangenomene, en in dat geval heb ik het om die reden dan niet opnieuw beoordeeld. - Nu echter vind ik in den inhoud van Uw briefje - bij de vele aanwezige copie - in elk geval een reden Uw pennevruchten beslist te weigeren, ook al wilt U ze misschien voor niets afstaan. -
Vera. - Ik wil Uw vertaling met genoegen aannemen als feuilleton, zend ze U daarom maar niet terug, na lezing van Uw briefje dienaangaande.
Excelsior. - Ik vind dat gij geheel en al vrij moet blijven wat aangaat Uw lust een tot U gerichte gedachtenwisseling al of niet te beantwoorden; het spreekt van zelf dat ik geen recht heb daarin op U te influenceeren. Maar ik moet U antwoorden, dat ik Uw meening aangaande de nutteloosheid van de gedachten wisseling op godsdienstig gebied, uitgelokt door Regina's brief uit Rome, niet deel; waar b.v. nog onlangs een protestantsche dame mij met nadruk schreef, hoe juist die gedachtenwisseling haar aandacht heeft gevestigd op de goede zijden van de R.K. Kerk, hoe zij er door is opgewekt geworden tot nadenken en tot onderzoek dienaangaande. Meerdere lezers volgden met een dergelijke belangstelling de verschillende stukken; zonder elkaar te overtuigen kan men nogtans menig bevooroordeelde zoowel van den eenen als van den anderen kant brengen tot een beter inzicht, en vooral menig buitenstaander, die tot, hiertoe niet nadacht over dat alles, er een nieuwen kijk op geven. - Dat gij die andere dame niet wilt antwoorden vind ik in zooverre jammer, omdat ik meen dat gij U vergist door te zeggen: zij begrijpt mij niet. Ik meen eerder dat gij háár niet geheel hebt begrepen. - Intusschen, gelijk gezegd, hierin moet iedereen vrij blijven. Ja, dat geloof ik ook zeker, dat gij op dit oogenblik zijt in Uw volle ontwikkeling, en ik geloof óók wel dat de omstandigheden wáárin gij nu verkeert daaraan een groot aandeel hebben en Uw blik en Uw zienswijze beheerschen. Juist daarom geloof ik óók, dat gij over eenige jaren heel veel dingen weer heel anders zult zien dan nu, nu gij niet geheel U-zelf zijt. Ik wil hierop niet verder ingaan, maar veronderstel dat gij mij begrijpt?Ga naar voetnoot*) Eunice. - Ik dacht wel dat Een Liefde van van Deijssel U even smerig zou aandoen als mij. Daarvoor meen ik U genoeg te kennen. Ik zal het stukje niet kunnen plaatsen, omdat ik net een ander had aangenomen, ook over dansen, en niet zoo veel over hetzelfde onderwerp in de Lelie kan plaatsen; de ruimte is zoo beperkt. Het is jammer dat gij er juist te laat mee waart. Dat over de eenzame Zondagen, wacht ik af totdat gij er mede gereed zijt. Houdt maar goeden moed; het is wèl een heel hard afscheid, maar het is toch heerlijk een zoon te bezitten, op wien men zoo trotsch kan zijn. Vertel mij nog eens hoe dat alles is gegaan. Het tweede stukje - dat uit Indië - moet ik nog lezen.
Lizzie. - Hartelijk dank voor Uw vriendelijk begeleidbriefje bij Uw bijdrage. - Ja, humor vind ik inderdaad een kostelijk ding. - Zou ik heusch zoo geschikt zijn voor Amerika als gij U voorstelt? Amerika is zoo banaal-modern, en zoo geheel en al money en nog eens money. - Misschien echter hebt gij gelijk. - Uw leventje in elk geval is idyllisch, zooals gij 't afschildert in die paar woorden: De twee katten speelden op de stoep, mijn twee honden lagen in het gras, de twee paarden liepen rond het huis te grazen, en mijn man stond tegen het huis geleund zijn pijp te rooken. -
J.W. van A. - Ik kan onmogelijk treden in Uw verzoek hier in een uitvoerige beschouwing te gaan treden van Uw door mij geweigerd stukje Rust na Strijd. En evenmin kan ik U verwijzen naar andere redacties die Uw werk misschien wèl zouden accepteeren. Iedere redactie heeft daarin hare eigene opvattingen en eischen. De namen van weekbladen, enz., zijn eindeloos; die kan ik U niet gaan optellen.
Mej. van M. (Indië) - Ik heb Uw briefje door bemiddeling van den heer Veen ontvangen. Ik heb U op al Uw bijdragen geregeld geantwoord in de Lelie, maar het is immers niet mijne schuld, dat gij die ongeregeld leest door Uw afgelegen woonplaats. - In de laatste maanden weigerde ik alles, daar ik Uw werk hoe langer hoe onbeduidender vind, en, óók uit Indië, veel copie ontvang. Van een belofte ‘geregeld’ per maand iets van U te plaatsen kan dus natuurlijk niets inkomen. Als gij iets goeds zendt, dan spreekt het van zelf dat gij Uw abonnement er spoedig uithaalt, maar ik kan zulke onbeduidende artikeltjes, als die welke gij aanboodt, niet gebruiken.
H.Z.E.S. - Gij hebt zóó lang op mijn oordeel moeten wachten, dat ik U nu niet langer teleur mag stellen. Ik las Uw manuscript met belangstelling en dikwijls met instemming. Daar gij bovendien zegt in Uw brieven aan mij: de dingen zijn niet overdreven, zijn zoo gebeurd werkelijk, geloof ik het gáárne. Iets anders is of gij een uitgever zult vinden. Uw stijl is niet pakkend genoeg, is veel te vertellend. Misschien echter wel. Ik zou het zeker eens probeeren als ik U was; er worden wel mindere boeken gedrukt. Uw bijdrage voor de Lelie nam ik niet aan, omdat ik de vorm niet gelukkig vond. Daar gij mij onbekend zijt, en ik bij uitzondering inging op Uw verzoek, zult gij zelf inzien, dat ik U niet zoo uitvoerig kan antwoorden als gij wellicht hadt verwacht; omdat de plaatsruimte dit niet toelaat. Meldt mij s.v.p. omgaand of dit onder Uw oogen is gekomen.
Mevr. van der S. - van K. te D. - u zijt zoo vriendelijk Uw ontvangen gift te willen bestemmen voor de oudjes, waarover mej. Pelsma te Sneek indertijd schreef in de Lelie. Haar adres is mej. Pelsma te Sneek. Ik ben recht dankbaar namens haar, en namens mijzelve. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |