Varia.
Eene voorgangster van Elsje van Houweningen.
't Is van eene algemeene bekendheid, dat Hugo de Groot uit het slot Loevenstein, waarheen hij in 1619 vervoerd werd tot levenslange opsluiting, in een boekenkist ontsnapte, en wel door de goede hulp van zijne vrouw Maria van Reigersberg en zijne dienstmaagd Elsje van Houweningen. Bekend is ook het antwoord van Elsje op opmerking van de bewakers, die de bewuste kist vervoerden en die daarin leven meenden te hooren, n.l. ‘denkt gij dan, dat boeken niet leven?’ - en ook hoe de Groot na zijne ontsnapping van uit Gorkum, zich naar Frankrijk op weg begaf, verkleed als metselaar en met een kalkbak op den schouder.
Maar minder bekend is, dat deze Elsje, die door haar flinke houding tijdens het vervoer der kist naar Gorkum, en door haar handig antwoord, veel tot de redding van de Groot bijdroeg, in Catharina Brandtsz [huisvrouw van den predikant Hendrik Dibbetz geb. in 1533] eene voorgangster had.
Men leest n.l. in de Boekzaal der Geleerde Waerelt April 1740, vijftigste deel:
‘Deze Hendrik Dibbetz is geweest Predikant onder 't Kruis, eerst tot Keulen en naderhand te Roermonde, welke laatste plaats door de Spanjaards bij eene verrassing zijnde ingenomen, zogten dezelve na dien goeden Herder, zelf tot onder de onderlagen van de Bedden in zijn Huis, met een voornemen om hem levendig te verbranden: doch de Goddelijke Voorzienigheid gebruikte tot zijne behoudenisse, het hartelijk antwoordt van gemelde zijne Huisvrouwe; want dezelve Hem [haren man] verscholen hebbende in een zekere Kiste in haar Voorhuis, gebeurde het, dat de Spaansche Inquisiteurs in het uitgaan met den anderen samensprekende, zeiden: wie weet of die geuzen D.... l niet in die Kist legt? waarop de Vrouw met eene meer als begrijpelijke vrije en welgemoedtheit van dezelve Kiste, waar zij schreijende op gezeten hadt, afspringende, denzelven antwoorde: zie, daar zie, of Heer Hendrik daar in is. Welke vrijpostigheit van gemelde zijne Huisvrouw, door de Goddelijke bestiering oorzaak was, dat de Kist gesloten lieten, ende alzoo ten huizen uitgingen, vlugtende de voornoemde Henricus Dibbezius, kort daarna in een Metselaars gewaadt, met een Kalkbak op zijne schouderen en een Trouweel in de handt naar Duisburg in Cleefslandt, blijvende dezelve om voorgemelde zonderling geval tot heden noch in het Nageslagt bekent, onder den naam van Hendrik in de Kiste.
Aldus geredt zijnde, en door Gods handt in zekerheit gebragt, heeft hij zijne overige dagen in eene stille ruste doorgebragt, en is in een en tagtigjarigen ouderdom overleden in 't jaar 1613, na alvorens bij gemelde zijne Huisvrouwe gewonnen te hebben agt kinderen, welke zeven eerste zonder nazaten mede overleden zijnde, dien ouden Vader alleenlijk overig gebleven was zijn jongste zoon, genaamt Johannes Dibbezius, geboren in 't jaar 1567. Deze laatstgemelde met denzelven geest bezielt zijnde, heeft zich ook al vroeg benaarstigt, om onder de medewerkinge van des Heeren H. Geest tot opbouwinge der Kerke Christi, de voorbeeldige voetstappen van zijnen Godvruchtigen Vader na te wandelen’. -
Cornelis Tassele maakte op Dibbezius [Hendrik Dibbetz] het volgende grafschrift:
Hier rust Dibbezius; de ziel bij Godt gevlogen, Werdt om 's Mans brave deugt met Heerlijkheit omtogen. Een ijder hadt ontzag voor dien Geleerden mondt, Wanneer Hij in Godts Kerk op 't hoog Gestoelte stondt. De dood zelfs hadt ontzag, Hem wakend bij te komen Maar heeft, terwijl hij sliep, zijn slag toen waargenomen.
J.H. DIBBETZ.