De Hollandsche Lelie. Jaargang 22
(1908-1909)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBoekbeschouwing.
| |
[pagina 118]
| |
tingen, niet alleen bij de rechtelijke macht, maar overal, in alle omstandigheden. En mevrouw Van Wermeskerken is vrij naïef, wanneer zij, op háár leeftijd, in haar dagboek schrijft zich daarover te ‘verwonderen’, ‘omdat zij tot hiertoe alleen verkeerde in de artisten-kringen, en niets afwist van de juristen-wereld.’ Alsof artisten minder-bevooroordeeld, ruimer denkend, eerlijker waren! Integendeel, nergens wordt méér geknoeid dan onder ‘kunstbroeders’. En, als mevrouw Van Wermeskerken niet geschreven had op dat oogenblik in de verbitterde en partijdige stemming van haar preventief gevangen-zitten, dan zou zij zelve dat waarschijnlijk ook in een ander licht hebben beschouwd. Reden te méér waarom het jammer is, dat de uitvallen, die op het oogenblik zelf zoo natuurlijk en zoo vergeeflijk zijn, nu nog, na jaren, worden gepubliceerd. Want zij vertellen niets nieuws aangaande de justitie, en werpen ook geen leelijk licht op den toenmaligen officier van justitie te Haarlem; zij bewijzen alléén, dat mevrouw Van Wermeskerken, op een onnoozele damesmanier, zaken en personen dooreenhaspelt, en zich kwaad maakt op de wet - gelijk ieder die het twijfelachtig voorrecht heeft daarmede te maken te hebben dat wel eens doet -, zonder echter te begrijpen, dat het gemakkelijker is de fouten te zien daarvan, dan die zoo te veranderen, dat de onschuld altijd gelijk krijgt, en de schuld wordt gestraft. - Elders haalt zij een brief aan van een Engelsche vriendin, die haar, op damesmanier, met de pedanterie daarenboven den Engelschen eigen, komt wijsmaken, dat zij in Engeland, door een jury, dadelijk gelijk zou krijgen. Waarlijk, de uitgever van deze papieren had wijzer gedaan dergelijke onnoozelheden niet aan het publiek ter lezing te geven. De groote Engelsche rechter immers, die dezer dagen stierf, placht elkeen, die met hem in aanraking kwam, toe te wenschen dat hij nóóit een rechtszaak mocht krijgen, ‘omdat die hem, door den langen duur, zeker zijn fortuin zou kosten.’ - In èlk land en bij èlke rechtspleging stuit men dus op langzaamheid, en aan de onbetrouwbaarheid en partijdigheid van een jury valt even veel te verbeteren, als aan die van door den Staat ingestelde, onafzetbare rechters. Is mevrouw Van Wermeskerken groot-geworden in een familie van letterkundigen, ik werd het in eene van juristen, en ik kan haar verzekeren, dat de eerlijken onder de juristenzelf evenzeer overtuigd zijn van de vele feilen aan het Gerecht verbonden als zij, en daarom gewoonlijk met allen nadruk afraden een proces te beginnen, al heeft men ook het gróótste gelijk ter wereld. Juist dáárom haalde ik mijn eigene, en tot hiertoe éénige kennismaking met rechterlijke verhooren, hierboven aan, omdat ik, als zijnde in het gelijk gesteld, (daar mijn goede trouw in het geval geheel en al werd aangetoond), dus kan spreken over de feilen der rechterlijke macht zooals ik doe, zonder den schijn op mij te laden van verbittering uit partijdigheid. Maar, om diezelfde reden, laadt mevrouw Van Wermeskerken, wier zaak niet naar haar genoegen ging, daar men haar ondanks haar beklag in preventieve hechtenis hield, aan haar schuld geloovende, een schijn op zich van onnoozele en partijdige boosaardigheid tegen den officier van justitie in quaestie. Voor haar nagedachtenis vind ik dit jammer. Er is een diepe weemoed in haar leven, een zoo tragische samenloop van omstandigheden, dat men medelijden met haar krijgen moet, hoe men ook over haar leven van echtgenoote en moeder, en over hare meerdere of mindere tekortkomingen wil oordeelen. Maar dit medelijden zou er m.i. op verméérderen, en toenemen door de alles bedekkende vergetelheid der jaren, wanneer ons de kennismaking met dit boek ware bespaard gebleven. Want deze uitvallen maken hun auteur niet grooter maar kleiner. Ik heb mij slechts ééns in mijn leven, toen ik zelve nog geen schrijfster was, en nog geen enkel boek in het licht had gegeven, bevonden in tegenwoordigheid der toen nog in haar vollen roem zijnde mevrouw van Wermeskerken; en ik verwonderde mij niet weinig bij die gelegenheid over de naïeve verontwaardiging, waarmede zij vertelde op een of ander achteraf dorp te hebben gelogeerd, waar men, bij de voorstelling van haar, bleek nog nimmer gehoord te hebben van ‘Johanna van Woude!’ Vele jaren jonger dan mevrouw Van Wermeskerken, nog maar aan het begin van het leven, waar zij er toen reeds midden in stond, was ik mijnerzijds toch reeds wereldwijzer dan zij; moest ik inwendig lachen om een zelfverblinding, die zóó zeker was van eigen véélbeteekenendheid en roem, dat zij zich onbeschroomd aan gehéél vreemden uitte op een vrij kinderachtige manier! Betrekkelijk kort daarna kwam het bekende leed van het proces over haar; en het komt mij voor dat ook dit, zoo | |
[pagina 119]
| |
min als de voorspoed, in staat is geweest haar dien kinderachtigen eigenwaan te ontnemen. Arme beklagenswaardige, in elk geval! Er zijn er zoovelen, die ten grave dalen met eer en met aanzien, zonder die in het minst te verdienen. Daarom, welke ook haar eigen aandeel zij geweest in hare rampen, háár lot was in elk geval hard genoeg om haar diep te beklagen, en tot zichzelf het woord te herhalen van Jezus: ‘Wie van u zonder zonde is, werpe den eersten steen op haar.’ Maar ik herhaal, juist uit medelijden met de vrouw, en uit achting voor de schrijfster van Hollandsch Binnenhuisje, wenschte ik, dat wij nu, in de boeken na haren dood, niet langer ontmoetten: de familie Van Wermeskerken en hare particuliere twisten, noch in den romantischen vorm van Leo Smeder, door den zoon, noch in de zakelijke mededeelingen der moeder. In de literatuur is plaats voor een herdruk van Hollandsch Binnenhuisje, niet voor de persoonlijke grieven van mevrouw Van Wermeskerken tegen den officier van justitie te Haarlem, of tegen wien ook! Niet eenmaal zij, die op schandaal belust zijn, zullen hier iets van hunne gading vinden, want alles is even onbeduidend en triviaal en overbekend, - een uitgevers-speculatie anders niets! ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |
|