plaatst waren, dat ze het midden van het lichaam, gesluierd door een sjerp van licht gaas, maskeerden,
Overwegende, dat, indien de materieele daad, verweten aan de beklaagden, gevaarlijk en hachelijk mocht schijnen met betrekking tot onze zeden en ons tooneel, het ter appreciatie der daad voegzaam is, ze niet op zichzelve te beschouwen, doch rekening te houden met de plaats van voorval, de desbetreffende omstandigheden en het nagestreefde doel,
Overwegende, dat de verwijdering (ververring) der personen, geplaatst in een kader achteraan het tooneel van den schouwburg, het blanketsel, waarmede zij bedekt waren, heur zuiver plastische houdingen, in allen deele ontdaan van wulpsche bezieling, heur onbeweeglijkheid gedurende de gansche vertooning, de zorg om alles te doen verdwijnen wat in staat was om aan de tableaux een oneerbaar en loszinnig karakter te geven, teneinde de toeschouwers slechts den indruk te laten van een kunst, voortgesproten uit de natuurlijke en plastische schoonheid, de meening toestaan, dat Cohen, die tableaux in het publiek doende vertoonen, en de jongedames Laisney, Thiery en Duhaut, haar medewerking aan deze reproductie verleenende, geen enkele onzedelijke of loszinnige daad hebben bedreven, in staat om schandaal te verwekken of het schaamtegevoel te beleedigen van diegenen, die er getuigen van zijn geweest,
Overwegende, ten overvloede, dat de beklaagden geen bedoeling van overtreding schijnen gehad te hebben,
Enz. enz....’
Waarop vrijspraak volgde.
Den stijl der wet buiten beschouwing latende, zal ieder onbevooroordeelde moeten erkennen, dat deze rechtspraak aan billijkheid, gezond verstand en juist inzicht niets te wenschen laat.
Is er naar kunst gestreefd? Heeft men daarbij zooveel mogelijk getracht, gebeurlijke elementen van zedenkwetsing te verwijderen? Ziedaar de richtsnoervragen van dit rechtsgeding, welks belangrijkheid voor de tooneelkunst niet te ontkennen is.
Nog meer ‘schoongewasschen’ konden zich achten Germaine Aymos en de heer Michel Parcelier, de auteur van de pantomime ‘Dans un Rêve’, in welk stuk, vertoond in het theatertje ‘Folies-Pigalle’, genoemde danseres eveneens des senators kuischheidswoede scheen te hebben gaande gemaakt. Bij dit geding werd een schriftelijke verklaring overgelegd van Jules Claretie, den ‘administrateur général’ van de Comédie Française, welke kunstkenner niet aarzelde te getuigen, ‘dat in het stuk van den heer Parcelier niets was, dat onbetamelijke gedachten kon opwekken; dat de verschijning der danseres niets inhield, dat kon gelijken op een bezoedelende vertooning; kortom, dat de voorstelling niets dan een indruk van kunst achterliet.’
Op kunstgebied is de keuze tusschen Jules Claretie's verklaringen en die van Bérenger niet moeielijk.
Niet vrijgesproken werden echter de beklaagden van ‘Little-Palace’: de dames Bouzon en Lepelley en de direkteur Horace de Chatillon. In de pantomime ‘Griserie d'éther’ toch hadden die aktrices zich schuldig gemaakt aan lichaamsbewegingen, die de verrukkingen der Lesbische liefde eenigermate moesten weêrgeven en dus een eenigszins pornographisch karakter droegen. Ook uit andere omstandigheden viel het doel van zinnenprikkeling te onderkennen.
De direkteur werd veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf en 200 francs boete; de aktrices elk tot 14 dagen gevangenisstraf en 50 francs boete, met het voorrecht van strafschorsing.
Dat de aktrices, die slechts instrumenten waren in de handen van den direkteur, minder zwaar gestraft zijn dan deze - ook daarin valt de rechtvaardigheidszin der rechters niet te miskennen.
* * *
Zoo heeft de ‘pudeur’ van den senator Bérenger ten slotte dan toch dit goede gevolg gehad, dat nu gerechtelijk is uitgemaakt, dat het naakt ten tooneele níet uit zichzelf te veroordeelen is, en de strafbaarheid afhangt van de doeleinden en de beweegredenen. Wie iets van kunst afweet, zal de groote beteekenis dezer uitspraak met betrekking tot de evolutie der tooneelkunst niet in twijfel trekken.
Intusschen mag de ouweheer zich bezinnen, langen, langen tijd, opdat hij eindelijk inzie, dat de moraliteit een collectieve deugd is, die zich aldus niet richt naar de persoonlijke inzichten van een hoogbejaarden man in afzonderlijken staat. En hij bedenke, dat toen ten vorigen jare, door zijn toedoen, een vrouw tot een jaar gevangenisstraf werd