De Hollandsche Lelie. Jaargang 22
(1908-1909)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHoofdartikel
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||||
voegd dat deze artikelen alleen normaalgezonde kinderen betreffen, daar ik over abnormale en zieke kinderen absoluut niet oordeelen kan. | |||||||||||||||||||||||||||
De kunstmatige voeding.Het is beter ziekte te voorkomen dan te genezen. Om den groei van jonge kinderen te bevorderen is er niets beter dan moedermelk. Elke moeder die in de gelegenheid is haar kindje zelf te voeden zonder bijzondere pijnen en ongemakken, zij dit dus ten sterkste aangeraden. Er zijn echter moeders voor wie de voeding ontzettend veel pijnen en moeilijkheden meebrengt, en die ten slotte toch haar toevlucht moeten nemen tot de flesch. Dezulken is het aan te raden zich niet te lang te laten martelen, daar kunstmatige voeding op verstandige wijze toegepast, het normaal gezonde kindje na de eerste levensmaanden, evengoed bekomt. Voor abnormale, ziekelijke en zéér zwakke kinderen, zal het allicht beter zijn een min te nemen. Wanneer de moeder zich om de een of andere rede in de noodzakelijkheid bevindt haar kindje kunstmatig te voeden, vraagt zij natuurlijk haar arts om een voedingsregel. Somtijds krijgt zij dan een opgave als volgt: Verdunning van de melk. De twee eerste weken een deel melk en drie deelen water. Tot de vierde week een deel melk en twee deelen water. Tot de drie maanden een deel melk en een deel water. Daarna twee deelen melk en een deel water. En ten slotte drie deelen melk en een deel water. Aantal maaltijden: Tot de drie weken alle twee uren. Van de tweede tot de zesde week zesmaal daags en tweemaal 's nachts. Van de zesde week tot de drie maanden vijfmaal daags en eenmaal 's nachts. Hoeveelheid melk per dag: Tot de zesde week een derde liter, tot de vierde maand twee derde liter, daarna minstens een liter. Deze voedingsregel nu, is als grondslag goed te noemen; hem nauwkeurig te volgen, zou zeer verkeerd kunnen zijn. Immers, er worden kindertjes geboren van 4½ maar ook van 10 pond. De veronderstelling dat beide dezelfde hoeveelheid melk noodig hebben, is dus ongerijmd, en de bekwame arts zal dan ook een voedingsregel opgeven naar dat het kindje zwak of sterk is. Ik heb door ondervinding geleerd, dat de vermenging van beschuit of kindermeel, mede zeer bevorderlijk is voor den groei van het kindje. Enkel water en melk geve men na de eerste drie of vier weken niet meer. In den zomer neme men driemaal daags versche koemelk van verschillende koeien ondereen, ook van verschillende melkboeren; als men buiten woont is dit zeer gemakkelijk. In den winter is tweemaal daags versche koemelk voldoende.Ga naar voetnoot*) Nooit geve men het kindje dat bijna niets dan de flesch gebruikt, onvermengde melk; dit leidt tot verstopping en uitslag, zoodat men het kleintje gewoonlijk een paar dagen enkel gerstewater moet laten gebruiken, om het gestel weer normaal te maken. Het is dus veel eenvoudiger steeds een weinig water bij de melk te blijven doen. Men voege steeds bij vermengde melk een halven eetlepel melksuiker per flesch en eenige korreltjes tafelzout en koke dit mengsel samen goed door. Men kan er mede een weinigje gewone suiker inmengen, omdat melksuiker bijna niet verzoet. Heeft het kindje last van verstopping, dan voege men er nog iets meer zout bij, is de ontlasting te veelvuldig dan late men het zout weg; helpt daarentegen het zout niet, wat vaak gebeurt bij kindermeel, (men mag natuurlijk nooit meer dan eenige korrels zout per flesch geven), dan kan men het kindje naar behoefte een half tot twee theelepeltjes sennestroop toedienen, waarna de ontlasting steeds volgt. Natuurlijk is de geregelde ontlasting eene zaak van het grootste gewicht waar elken dag nauwkeurig op moet worden gelet; ook op kleur (week eigeel) en hoedanigheid (ze mag niet zuur ruiken). Het spreekt van zelf dat, om den groei van jonge kinderen te bevorderen noodig is een moederoog, (dat alles opmerkt) en een moederhart, (dat met het kindje meevoelt). Uw kindermeisje of uw juffrouw letten niet op alle kleinigheden, en met het teere gestel van uw pasgeborene is dit | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||||
hard noodig. Gij zelf moet uw kindje observeeren en niemand kan u daarin vervangen. Zooals gezegd heeft de ondervinding mij geleerd, vooral met het oog op de toevoeging van beschuit of kindermeel, dat het beter is de melk meer te verdunnen dan de meeste opgaven luiden. Het spreekt van zelf dat de verstandige moeder langzaam de hoeveelheid melk vermeerdert. Zij denke niet: ‘nu is het kindje zes weken, dus moet in eens de hoeveelheid melk vermeerderd worden’. Integendeel; zij doe er telkens iets meer bij, geve dan nog eens een dag het vroegere mengsel en zie toe hoe de vermeerdering haar kindje bekomt. Eet het kleintje gulzig, schreit het telkens om de flesch, dan kan de moeder zeer langzaam de melkhoeveelheid vermeerderen. Spuwt het kindje na de melkvermeerdering dikke zure klonters, dan is de melkhoeveelheid te groot en voege zij er onmiddelijk meer water bij. Heeft zij haar kindje eene te groote melkhoeveelheid toegediend, zoodat het schreit van het teruggespuwde dikke zuur, dan zij de eerste flesch die de moeder haar kindje daarna toedient, geen melk, ook geen meer verdunde, maar suikerwater of gerstewater met suiker, of wel water gekookt met anijszaad en suiker (natuurlijk alleen het vocht toedienen) altijd iets geheel zonder melk, omdat deze melk bij de verzuurde in het maagje, natuurlijk op hare beurt weer verzuren zou. Gewoonlijk is de maag van het kindje na deze watertoediening weer normaal. Zijn maag of ingewandjes heelemaal niet in orde, dan raadplege men natuurlijk den arts. De arts heeft gestudeerd, de moeder (meestal) niet; hij kan het dus beter weten als het kind reeds ongesteld is. Geen dokter kan echter het kindje observeeren als de moeder, zij kan dag en nacht elke kleinigheid opmerken; de arts daarentegen bezoekt het kindje, daarna een ernstigen patient en is dus van zelf met zijn gedachten aanstonds elders. Als zij fijn opmerkt kan de moeder bij ongesteldheid haar dokter zoo inlichten, dat hij direct begrijpt waar het hapert. Zij verzwijge vooral niet wat zij haar kindje heeft toegediend en zij voorzichtig dat zij nooit iets van het gewone voedsel afwijkend, toediene op gezag van leeken. Immers wat in het eene geval baat, kan schaden in het andere. Mede nadrukkelijk zij men gewaarschuwd tegen herhaaldelijk veranderen van voedsel, daar dit, hoe goed het voedsel op zich zelf ook kan zijn, in ieder geval schadelijk is. Wat het spuwen betreft, de meeste kinderen doen dit, natuurlijk ruiken de kleertjes van het kindje dan zuur, het teruggespuwde mag echter niet zuur uit het maagje komen. Een voedingsregel als volgt is mij steeds het beste bevallen: Deze hoeveelheid is berekend op drie flesschen. De 2 eerste weken 2 deelen melk, 6 deelen water, een paar korreltjes zout, 1½ eetlepel melksuiker, tot de vierde week 2 deelen melk, 6 deelen water, een achtste kinderbeschuit of ½ eetlepel kindermeel (melksuiker en zout blijven hetzelfde) tot de zesde week 2 dln m., 5 dln w. ¼ besch. of een lepel kinderm. tot de zevende week 2 dln m., 4 dln w. ¼ besch. of een lepel kinderm. tot de achtste week 2 dln m., 3½ deel w. ¼ besch. of een lepel kinderm. tot de negende week 2 dln. m., 3½ deel w. ½ besch. of 1½ lepel kinderm. tot de tiende week 2 dln. m., 3 dln. w. ½ besch. of 1½ lepel kinderm. na de vier maanden 2 dln. m., 2 dln w., 1 besch. of 2 lepels kinderm. Hierop late men het kindje geruimen tijd. Na de 6 maanden langzaam 2 dln. m. 1 deel w, 1 besch. of 2 lepels kinderm. Op deze vermenging blijft men staan, daar men nooit onvermengde melk toedient. Deze voedingsregel nu is voor bijna elk kindje goed, doch wordt niet voor allen over dezelfde tijdruimte verdeeld; het zwakkere in den winter geboren kindje, moet er misschien iets langer over doen, het sterkere dat aanstonds den zomer ingaat, kan vlugger opklimmenGa naar voetnoot*). De moeder zie daarom aan de kenteekenen elders beschreven, wat haar kindje verdragen kan, en ga trapsgewijze omhoog naar de kracht en het verteringsvermogen van het kleine maagje. Kleine kinderen hebben een besliste voor- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||||
liefde voor sommig voedsel. Men kan dus onmiddelijk weten wat zij het liefst gebruiken beschuit of meel, en daar zij allicht het beste groeien van wat hun het beste smaakt, is het raadzaam eens te probeeren met deze beide. Eenmaal gekozen, houde men zich daaraan. Men zorge natuurlijk, wat men ook toediene, het van prima qualiteit is. Als men in de zevende maand bouillon gaat geven, moet deze de eerste maal meer op water dan op bouillon gelijken. Het kindje aan flauwe kost gewoon eet gewoonlijk gulzig en o wee, dan de ingewandjes als de bouillon te sterk is. Langzaam, zeer langzaam vermindert men dus het bijgevoegde water en geve het kindje een klein schoteltje, als men bouillon voorradig heeft. Men houde dus in het oog, wat men het kindje ook toediene, dat het beter is het voedsel te slap te geven dan te krachtig, en liever een keertje meer te laten eten dan maag en ingewanden van streek te helpen door te sterk voedsel te geven, en vooral ook alle overgangen trapsgewijze te doen geschieden. De flesschen worden na het gebruik steeds gereinigd, een paar maal daags met warm zeepsop en hagel, de speentjes van binnen met zout, flink naspoelen met schoon water, (glazen buisjes behooren tot het verledene). Natuurlijk geve de moeder haar kindje het voedsel noch ijskoud, noch heet, maar zóó, dat het een weinig warmer is dan men zich de warmtegraad der moedermelk indenkt, omdat de flesch aanmerkelijk afgekoeld is eer het kleintje ze volledig heeft geledigd. Men zij ook voorzichtig dat de hals van de flesch tijdens het gebruik steeds met melk gevuld blijft, wijl het kindje anders lucht inkrijgt. Is dit reeds het geval, dan kan het niet dooreten doch begint te schreien; men legge het dan even voorover, opdat de ingezogen lucht zich uit het maagje verwijdere, waarna het rustig verder eet. Na het gebruik der flesch legge men het kindje rustig in 't bedje of op den schoot, in geen geval ronddragen of schudden. Het kleintje wakker maken om te eten lijkt mij zeer verkeerd. Immers van slapen groeit het evenzeer als van eten. Het is lang niet zeker als men het uit zijn rustigen slaap heeft gewekt, dat het na het gebruik der flesch weer even rustig zal doorslapen. Men neme het dus nooit slapend uit het wiegje, tenzij 's avonds als het te laat wordt. Slaapt het kindje overdreven lang, geef het dan voorzichtig de flesch in de wieg; soms slaapt het etende door, wordt het wakker, dan kan men het er nog altijd uit halen om het te reinigen en droog te leggen. Als het kindje in verscheidene uren niet gegeten heeft omdat het vast sliep, geve men het na de eerste flesch natuurlijk spoediger dan anders een tweede. Hoe teerder het kindje is, hoe minder melk het kan verdragen bij het mengsel, te vaker moet het dan eten. De moeder volge dus de door haar arts opgegeven uren ‘in de verte’, dus naar de behoefte van haar kindje. Als het kindje gulzig eet en met gretigheid de flesch neemt, doet zij het best zooals gezegd de melkhoeveelheid te vermeerderen. Spuwt het dan dik en zuur omdat de maag de kaas en eiwitstoffen niet goed verteren kan, dan verdunne men de melk weer maar dient vaker de flesch toe. De hoeveelheid der te gebruiken flesschen regelt zich op die manier vanzelf. Geen enkel kindje eet elken dag precies evenveel evenmin als een volwassene; op een kwartier of halfuur kan men niet altijd afgaan; natuurlijk moeten er behoorlijke tusschenpoozen zijn. Men verwachte niet dat een kindje dat in het najaar of in den winter geboren wordt, dus niet de buitenlucht kan genieten en tevens kunstmatig voedsel ontvangt, zelfs bij de beste verzorging de eerste drie maanden zal groeien als een ander kindje dat in 't voorjaar ter wereld kwam en tevens moedermelk gebruikt. De moeder denke dan niet direct dat zij een slecht systeem heeft en beginne niet het kindje telkens ander voedsel toe te dienen wat zeker niet bevorderlijk is voor den groei. Als uw kindje de eerste drie maanden weinig groeit, maar goed gezond en rustig is en zachtjes vooruit gaat, wees dan tevreden; gaat het de vijfde of zesde maand nog niet flink vooruit, raadpleeg dan uwen arts, denk echter nooit dat koemelk en kachelwarmte, moedermelk en buitenlucht volledig kunnen vervangen. Men raadplege dus niet telkens vol angst de tabel der gewichtsaanwinst, en meene niet dat elk kindje evenveel vooruit moet gaan, daar ook hier de hierboven genoemde omstandigheden van grooten invloed zijn. Haalt echter een kindje van een half jaar niet het normale gewicht, dan is men niet op het goede pad. Achteruitgaan mag een kindje na de eerstelevensweken echter nooit. Kan het kindje geen koemelk verdragen, | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||
hoe ook verdund, dan geeft karnemelk soms zeer goede resultaten; toch, karnemelk is niet als koemelk een volledig voedsel; ik meen dat zij voor vorming en groei van sommige organen onvoldoende is, daarom zou ik in dat geval elke moeder raden haar kindje twee à drie dagen per week verdunde koemelk te geven en de andere dagen karnemelk. Ik zelf heb op deze manier een onzer kinderen, dat niet goed koemelk kon verdragen, grootgebracht met de beste uitkomsten. De schaduwzijde van karnemelk is het vele urineeren, wat nadeelig is voor de teere huid. Mede een voorname factor in het belang van het kindje, is het behouden van dezelfde dienstbode of juffrouw die het kindje mede moet verzorgen; heeft men jaren lang dezelfde dienstbode, vooral eene die er reeds is tijdens de geboorte der kinderen, dan hecht zoo'n meisje zich aan de kleintjes, en al heeft zij niet uw scherpen moederblik, zij kan ù voor eenige uren toch zeer goed vervangen als gij uwe orders geeft, omdat zij zelf belang stelt in uw kindje.
Misschien zal velen dit systeem bewerkelijk voorkomen. Moedermelk is zeker gemakkelijker, toch, als men lang dezelfde dienstbode heeft, neemt zij u het werk der melkvermenging uitzichzelf uit de handen, en behoeft gij slechts te zeggen wanneer er vermeerderd moet worden. Ik herhaal nogmaals: Moedermelk is het natuurlijke voedsel; bij kunstmatige voeding zal het kindje de eerste drie maanden slechts matig vooruit gaan. Op deze wijze toegepast heeft de ondervinding mij echter geleerd dat het kindje van een half jaar volledig het met moedermelk gevoede kind heeft ingehaald. Normale gewichtsaanwinst van het normaalgezonde kindje in het eerste levensjaar volgens opgave van H.H. Doctoren:
MARIE VERPALEN SPEEK. |
|