De Hollandsche Lelie. Jaargang 22
(1908-1909)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdCorrespondentie van de redactie met de abonnésDe redactrice van de Holl: Lelie brengt ter kennis van de lezers van dit Blad, dat zij géén manuscripten, of brieven, haar naar aanleiding der redactie-aangelegenheden toegezonden door niet-abonnés, kan beantwoorden langs particulieren weg. De correspondentie in dit Blad dient zoowel tot de beantwoording van brieven, als tot de mededeelingen betreffende aangenomen en geweigerde bijdragen, en zij, die zelve geen abonné of abonnée zijn, kunnen dus niet verwachten langs een anderen dan den correspondentie-weg te worden beantwoord. Wanneer zij door leesgezelschapkring, of samen-lezen, of op welke wijze dan ook, gelegen- | |
[pagina 63]
| |
heid kunnen vinden de correspondentie-rubriek te volgen, dan is de redactrice bereid hen dáárin te beantwoorden. Op dezen regel wordt voortaan géén uitzondering meer gemaakt, en afzonderlijke nommers, correspondentie-antwoorden aan niet-abonné's behelzend, worden niet meer toegezonden. Redactrice.
P.S. het spreekt van zelf, dat deze regel alleen geldt voor eerstbeginnenden, èn voor briefschrijvers die in de corr: rubriek thuishooren.
Mej: K. - Uw uitknipsel luidt: Eigenaardig is het - schrijft hij - hier eens na te gaan, op welke gronden de redactrice der ‘Hollandsche Lelie’ (dus een ontwikkeld leek), een, zooals ze dat noemt, gezond-verstand-huismiddel aanbeveelt. Ik laat het aan onze lezers over, of niet achter gezond verstand een? ware te plaatsen. Herlezende de acht deelen mémoires der bekende Marquise de Sevigné, vindt de redactrice daarin een brief van Marquis de Coulanges (1695), waarin deze verhaalt, hoe hij van een jichtaanval in zijn schouder genezen is door de kamenier van madame X, die hem met een strijkijzer behandelde. Omdat er in zijn verdere brieven niet meer over gesproken wordt, besluit de redactrice, dat Marquis de Coulanges blijvend genezen is (vergelijk deze verdraaierij met mijn artikel in de Lelie van 10 Juni II.). Nu moet men weten, dat jicht een ziekte der stofwisseling is, die zich nu eens in dit, dan weer in dat gewricht openbaart, dat dus deze ziekte niet genezen kan door behandeling van één gewricht. Wel kan daardoor de pijn uit dit gewricht verdwijnen - maar meerdere aanvallen, b.v. in andere gewrichten, kan men daardoor niet voorkomen. De oorzaken der jicht zijn in den regel ondoelmatige, meestal te rijkelijke voeding en overmatig gebruik van alcohol, zoodat deze ziekte nooit vóór den middelbaren leeftijd optreedt, meestal bij hen, die, zooals de redactrice zelf schrijft, aanspraak maken op den naam ‘Lebemann’. Dat, zooals de redactrice schrijft, hare geneesheeren, toen zij als jong meisje ziek was, het niet eens geworden zijn, of zij aan rheumatiek of jicht leed, mag ons dus zéér verwonderen, daar jongelieden nooit aan jicht lijden. Dat wisten de geneesheeren van jonkvr. Anna de Savornin Lohman natuurlijk ook, of zij heeft al een heele vreemde keuze gedaan - en dat die heeren haar niet precies het naadje van de kous getoond hebben, kan zijn reden hebben. Maar hoe 't ook zij, de redactrice der ‘H.L.’ schrijft: ‘Ik ontwaakte met een heftige pijn in den schouder, die mij reeds in den nacht had gekweld’ (de pijn trad dus niet plotseling op, zooals schrijfster het doet voorkomen) en laat zich zelf ook bestrijken. Hare pijnen verdwijnen gelukkig onder deze behandeling, en ze schrijft er 4 kolommen vol over: ‘Dat moet u vooral ook doen, dat kan ik u recommandeeren, hoor!’ Ga naar voetnoot*) Lief bedoeld, maar zeer naïef. Dat men met volle recht hier kan zeggen: Baat het niet, het scháádt zeker niet, is, zooals we boven reeds zeiden, onjuist. Wie dit middel wil toepassen, zorge er voor, zich niet te verbranden, en vrage eerst even zijn vertrouwden geneesheer, of het hem ook kwaad kan. De laatste zinnetjes van bedoeld artikel aan het adres van ‘sommige’ doctoren zijn anders gesteld dan het motto, dat ‘De Hollandsche Lelie’ voert, zou doen vermoeden: ‘Bloemen strooiende op uwe wegen, Liefde wevende in uw lot.’ Hierop zij het volgende gezegd, ter toelichting voor U en andere Lelie-lezers, niet ter discussie met den schrijver van het bovenstaand stukje. - In hoeverre mijne successievelijke geneesheeren onwetend zijn geweest is wellicht beter in hun eigen belang niet te nauwkeurig te onderzoeken; dit ben ik met bovenstaanden schrijver eens. Het bekende argument dat ze het wèl weten, maar niet hebben willen zeggen, is zoo overbekend-belachelijk-dom wanneer doctoren patienten hebben verknoeid, dat elkeen die het aanhoort het schouderophalend voorbijgaat. Zeker is het dat nommer één mij behandelde voor jicht,(volgens hem Ga naar voetnoot* in een zoo jong meisje inderdaad een zeer ‘merkwaardig’ verschijnsel), en dat hij mij genas ten slotte. Zeker is ook, dat alle mij daarna onderzoekende doctoren nooit wisten uit te maken op grond van de zich toen voordoende lichtere verschijnselen, of de vroegere zéér hevige ziekte uit mijn jongemeisjestijd is geweest jicht, dan wel rhumatiek. Verder, en alleen hierop komt het aan in dezen, weet óók deze voor zijn practijk zóó beduchte geneesheer niets anders ter waarschuwing aan te voeren, dan dat men zich niet moet verbranden (!!!) Ik denk dat de meeste menschen beter weten om te gaan met een strijkijzer dan met de lang niet altijd onschadelijke medicijnen van doktoren, zoodat de kans van ‘zich-verbranden’ veel minder gróót is dan die van zichzelf zullen de maag in de war brengen (zoo niet erger) met hunne dure medicijnen. - Overigens onderschrijf ik dezen gewichtigen raad van dezen arts van ganscher harte: zich met een strijkijzer verbranden is natuurlijk niet aanbevelenswaardig. De kern echter waarom het heele artikeltje is geschreven zit 'm in het zinnetje: ‘En vrage eerst even zijn vertrouwden geneesheer of het ook kwaad kan’. M. a.w. Als gij Uw dokter maar zijn dokters-visite laat verdienen, dan is dr. BlesGa naar voetnoot*) tevreden! Dit nu moet gij en ieder die dit leest voor U-zelf beoordeelen. M.i. is het onnoodig ‘zijn vertrouwden geneesheer’ om raad te gaan vragen ‘of men zich soms ook kan verbranden met een strijkijzer’. Hoe ik-zelve heb gehandeld bij de behandeling ermede heb ik gezegd in de vier kolommen, die dr. Bles niet de fatsoenlijkheid had over te nemen letterlijk; waarvan hij daarentegen mijn woorden verdraaide, want de zin: ‘Dat moet U vooral óók doen, dat kan ik U recommandeeren’ staat nergens in mijn artikel. - - Zoo zijn onze manieren. (Wat zeker deel der pers aangaat). Ik heb die behandeling aangegeven, omdat zij mij hielp, en omdat ik overtuigd ben dat iedereen zulk een uitwendige behandeling met een strijkijzer gerust kan probeeren, zoodat ik met volle overtuiging durf herhalen: Baat het niet, het schaadt zeker niet. Dat is de eenige raad dien ik U kan geven voor Uw kwaal. Maar ik heb geenzins geschreven om dr. Bles en zijns gelijken van hun dokters-visites-inkomsten te berooven. Dus zij U herhaald, dat ik alleen U, in Uw belang, antwoord, en geenzins van plan ben met dr. Bles of wien ook verder te redekavelen over de vraag, of ik jicht had dan wel rhumatiek, noch over de aanbevelenswaardigheid van het ‘zijn vertrouwden geneesheer om raad vragen’. Ik was en ben natuurlijk geheel belangeloos in dezen, en ik hoop en wensch voor de heeren doctoren, die in medische blaadjes medische correspondenties schrijven, om leeken aan te raden per-se éérst bij h h. doktoren om raad te vragen, alvorens zij een onschadelijk middel probeeren, (welke raad hun niet belangeloos, maar tegen duren prijs wordt gegeven) dat zij in hun geweten even overtuigd kunnen zijn als ik hoe het hun te doen is niet om den eigen zak te vullen maar om te genezen of te helpen althans.
J.V. geb. B. - (Vertaalwerk). - Indien U reeds geheele romans hebt vertaald, en zoowel bij den uitgever als bij het publiek zijt ingeleid onder bescherming van een | |
[pagina 64]
| |
bekend letterkundige, dan is dit natuurlijk opzichzelf beschouwd een aanbeveling. Toch kan ik U voor medewerking aan de Holl. Lelie weinig hoop geven door het groot aantal bijdragen ter mijner beschikking. In de eerste plaats zou ik tot voorwaarde moeten stellen, dat gij abonnee wordt, zoo gij het niet zijt? - daar ik aan niet-abonne's geen ruimte afsta tot vertaalwerk, omdat er onder de abonne's vaste medewerkers zijn in dit opzicht die uitteraard vóór gaan. - Ook dan nog kan ik U echter volstrekt niets beloven. Ik zou alleen het een of ander belangrijks, van zeer actueelen aard, kunnen aannemen, en het is natuurlijk noodzakelijk, dat gij-zelve naar zoo iets uitziet, en het mij dan aanbiedt ter kennismaking.
Mevr. H. de V.V. - Van U ontving ik de onderstaande kaart, die ik als curiositeit letterlijk, met weglating van Uw naam en adres, hier laat afdrukken.
14 Juni 1908.
den Haag...
Geachte freule de S. Loman.
Mocht U later soms iets laten hooren over het stukje ‘Herfst’, dat ik U stuurde, zoudt U dan zoo goed willen zijn bericht te sturen naar onze woning: F... te S... Met mijn beleefde groeten hoogachtend Uw dw.
H. de V.V.
Deze kaart, waarop mijn naam onjuist is gespeld, is eveneens onjuist geadresseerd, namelijk naar de van Speykstraat alhier, alwaar ik nooit of te nimmer heb gewoond. Vervolgens is zij, met een randschrift van de post, naar de van de Spieghel-straat verhuisd, vandaar naar Amsterdam, door de post-administratie aldaar naar Menton opgezonden, en van daar eindelijk bij mij terecht gekomen in de Villa Mignon van Stolkweg 26. - - Is de vraag mijnerzijds niet gerechtigd, wanneer men zóó weinig afweet van mij, waarom zendt men mij dan dergelijke, vergeef mij het woord, mevrouw, onnoozele kaarten als bovenstaande? Denkt U wezenlijk, dat ik eenige herinnering heb van een stukje mij door U toegezonden, wanneer U niets aangeeft dan den titel ervan? Vermoedelijk is uw stukje nooit in mijn handen gekomen, wanneer U het even onjuist hebt geadresseerd als Uw kaart. Ik kan U in elk geval de verzekering geven, dat ik, alvorens U mij nauwkeuriger hebt ingelicht waarheen en wanneer U mij iets zondt, zeker niet de moeite zal doen de onder mijn berusting aanwezige copie na te zien, veel minder nog ‘aan Uw woning bericht te sturen’ omtrent het lot ervan. Dat ik niet particulier antwoord schijnt U niet te weten, maar wat U behóórde te weten in èlk geval is, dat men, als men particulier antwoord verzoekt op zoo iets, een postzegel insluit voor de te vergen moeite en onkosten.
Anna te Hilversum. - Voor de hartelijke woorden, die Uw bloemengeschenk vergezelden, eveneens recht veel dank. - Ik ben blij dat gij-ook de correspondentie aan mevr. C. geb. G. in het eerste nommer van den nieuwen jaargang met instemming hebt gelezen, want gij zijt niet de eenige die er over hebt geschreven aan mij.
Stella Mare. - Het artikel, waarover gij denkende zijt, schijnt mij héél geschikt; b.v. voor hoofdartikel. Zendt het dus.
Maria Petrowna. - Ik ontving Uw bijdragen met brief, en Uw daaraanvolgend briefje den volgenden dag. De beslissing over het zakelijke in dat laatste heb ik den heer Veen-zelf overgelaten. Dat vind ik in zoo'n geval altijd het beste. - Ik begrijp heel goed, dat er zulk een reusachtige overvloed is van stof, dat men den tijd moet hebben alles in zich op te nemen. Toevallig dacht ik juist dezer dagen aan U, in een Engelsch blad lezende, dat Archangel een hóófdmarkt in Europa is vanwaar de vogels voor dameshoeden worden verzonden. Naar aanleiding daarvan, en van de daarbij voorkomende wreedheden, ware wellicht voor U iets te vertellen? - Het is niet dat ik U dit opdraag, integendeel, de correspondenten moeten gehéél vrij blijven, maar wellicht is het feit U nog onbekend. - Zeker, ik wil U gaarne geregeld nu en dan iets van mij laten hooren. - Veel dank voor Uw vriendelijk schrijven. Wat het aanteekenen betreft, gij hebt gróót gelijk, dat gij zooveel mogelijk inééns zendt, want dat is goedkooper dan telkens, een klein beetje afzonderlijk moeten aanteekenen. Doe het dus gerust.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |
|