niemen, beide aanneem. De gedichtjes vind ik heel goed; het proza-stukje is, wat stijl betreft, ook belovend, maar de inhoud - al is die op-zich-zelf beschouwd gevoelig - is wat onbeduidend. Denk er daarom s.v.p. aan, dat ik over het geheel dergelijke korte schetsjes liever niet aanneem. Zooals gij terecht schrijft, de eischen der tegenwoordige Lelie zijn andere dan die der vroegere, en over het algemeen blijft er voor zulke kleine korte verhaaltjes hoe langer hoe minder plaats beschikbaar. Zooals ik U echter reeds den vorigen keer schreef, ik vind aanleg in Uw werk en daarom neem ik het ditmaal in elk geval aan. - Het doet mij recht veel genoegen te hooren, dat U in de Lelie-correspondentie zooveel belang stelt, en ik wil steeds gaarne ook U van dienst zijn. Want mijn werkkracht is gelukkig nog al groot, zooals gij terecht veronderstelt. Mijn slechte gezondheid werkt nooit op mijn hoofd terug, zoodat ik altijd in staat ben tot lezen en schrijven en denken, hetgeen natuurlijk een zeldzaam voorrecht is. Overigens heeft mijn gezondheid zich, nadat ik onze vocht en koude ontvluchtte, zeer veel verbeterd; dat was ook een der hoofdredenen waarom ik mijn betrekking aan de Telegraaf, waaraan ik mij voor drie jaren had verbonden, liever opgaf dan nog zulk een tweeden winter er op te wagen in Amsterdam. - U ziet dus, dat U zich in het minst niet ‘onbescheiden’ behoeft te gevoelen, wanneer U mijn tijd in beslag neemt, want, als ik thuis zit te werken, ben ik onvermoeid, durf ik wel zeggen, En zooals U terecht schrijft, al zijt U mij persoonlijk onbekend, de meesten mijner correspondenten zijn dat immers; dus hebt U evenveel recht als zij. Maar bovendien - - vindt U zelve niet, dat men elkaar
dikwijls veel meer en veel beter leert kennen, waardeeren, verstaan, liefhebben zelfs, door een correspondentie, dan door een oppervlakkigen persoonlijken omgang, van elkaar nu en dan op een visitetje zien, en spreken over onnoozele, onbeduidende nietigheden, waarbij van weerszijden de ziel, het innerlijke-ik zorgvuldig toegesloten blijft, (altijd als er zoo iets is als een ziel, want de meeste menschen wandelen gemakshalve zonder dat lastig bezit, volmaakt gedachtenloos, door het leven.) Ik heb verscheidene mijner correspondenten heel intiem loeren kennen, en leeren waardeeren, zonder hen te kennen persoonlijk, en om die reden zijn zij mij lief geworden als werkelijke vrienden. Ik hoop dat U-ook er toe zult gaan behooren. - Uw uitdrukking: zonder mijn kindje had ik misschien nooit de kracht gehad over den dood van mijn man heen te komen, drukt volkomen uit de zaligheid, die ik mij voorstel, dat het bezit van een kind moet geven in zulk een geval. Zoo weinig als ik mij kan voorstellen, dat het mij gelukkig zou maken een kind te hebben van een onbeminden echtgenoot, zoo heerlijk schijnt het mij toe de herinnering aan een geliefden afgestorvene te zien voortleven in het bezit van een wezentje van hem ontvangen. - Voor mijn gevoel spreekt het van zelf, dat een moeder, die zonder waarachtige liefde huwde, veel minder houdt van haar kind, dan eene die er een ontvangt als de bezegeling van een liefdes-handeling. Waar de vader een onbemind iemand is, naast wien men voortleeft zonder innige teederheid, daar moet men immers elk gebrek, elke hebbelijkheid, elke eigenaardigheid, elke karakterfout die het kind wellicht van hem overneemt of overerfde, in een geheel ander licht beschouwen, dan waar die zelfde dingen - ook al keurt men ze af - toch slechts eigenschappen zijn, welke werden voortgeplant door een diens-ondanks innig bemind man. - En, n'en déplaise alle mooie praatjes van beuzelende
vrouwen op kinder-bescherming-congressen etc., bewijst de werkelijkheid, dat ik gelijk heb. Want is de onverschilligheid waarmede zoovele moeders hun kinderen groot brengen, zelve steeds egoist, bedacht, op eigen gemak en genot en genoegen, en de zorg voor hen overlatende aan gehuurde hulp, geen bewijs voor mijn stelling, dat zulke kinderen door die moeders onbemind zijn? Zouden er niet veel meer waarachtig-teeder-verzorgde en teeder-geliefde kinderen zijn, indien er meer waarachtig-oprecht-gelukkige huwelijken waren van elkaar liefhebbende ouders? - Het een is een direct gevolg van het ander. - Inderdaad ben ik-zelve nooit te V... geweest. Als kind had ik reeds in mijn schooljaren een zeer-gebonden leven, door de ziekelijkheid mijner moeder, die mij gaarne thuis hield bij haar voor gezelschap, en het niet prettig vond, wanneer ik lang afwezig was. In die dagen ben ik ook, terwijl zij sliep, zulk een hartstochtelijk lezeres geworden van alles wat ik, onder de leiding van mijn vader, in handen kreeg te lezen. - Vergist U zich niet in den naam ‘Sterrebosch’? Dat is in Groningen, meen ik. - Ja, de hei is voor mij ook bijzonder aantrekkelijk. Juist dóór het vele reizen leert men het schoone van de natuur overal en onder alle omstandigheden veel beter nog begrijpen. - Ik ben het volkomen met U eens, dat het oneindig gelukkiger is een groot geluk te moeten betalen met diepe smart, dan géén geluk te hebben gekend.
't Is better to have loved and lost
Than never to have loved at all.
Uw tegenwoordige woonplaats ken ik ook een beetje, en schijnt mij wel een aardig stadje toe.
Ik zie eerst nu het p s. van Uw brief, waarin U mededeelt, dat de gedichtjes niet van U-zelf zijn, maar van Uw overleden man. Eerlijk-gezegd, lieve mevrouw, ik vind die beter dan het proza. Zij troffen mij bijzonder door den mooien rijpen vorm en de gedachten; het zal U geen verdriet doen dit te lezen, omdat U mij zoo vráágt in hot p.s. naar mijn meening dienaangaande. Bij het beoordeelen dacht ik terstond, in die gedichtjes vooral zit wat in dat belóóft. En nu, aan het einde van Uw brief, lees ik eerst Uw toelichting, dat ze niet van U-zelve zijn. Dus is mijn opinie geheel onpartijdig. Wat het honorarium aangaat, zeker U ontvangt dat, óók voor die gedichtjes; dat spreekt van-zelf. - U ziet uit mijn uitvoerig antwoord, dat Uw brief mij in het geheel niet verveelde. Integendeel.
Daar U geen ps. aangaf, heb ik U beantwoord onder de beide pseudoniemen van proza- en gedichtjes-inzendingen.
Cum Deo. - De drukproeven van Uw hoofdartikel zijn hoop ik U reeds lang toegezonden? Dat het nog niet is geplaatst is, indien ik U goed begreep, op Uw wensch, daar ik uit Uw brieven heb afgeleid, dat gij-zelf het eerst in den nieuwen Jaargang wenscht te zien opgenomen? Heb ik mij daarin vergist, wil het mij dan nog melden. - In de drukproef, moet U de zinnen die U nog wilt aanbrengen, inlasschen op de door U-zelve reeds voorgestelde wijze; desnoods kunt U ook nog wel een revisie krijgen. Meldt mij maar even wat gij wenscht?
Ja lieve mevrouw, mij gaat het als U. Mij ook heeft het leven geleerd mij over niets van al die dingen die U opnoemt te verbazen. Ergeren echter doe ik mij wel eens, want ik vind het zoo jammerlijk-ergerlijk dat zoovele minne, slechte, laag-bij-den-grond karakters als geëerde, hooggeplaatste, hooggeloofde christenen en staatsburgers door de wereld gaan, en op dezelfde wijze worden ten grave gedragen met pracht en praal en mooie woorden. Menigeen die voor een kleinigheid, ja zelfs voor een moord of een diefstal, in de gevangenis zat, is veel minder slecht en min dan het meereneeel dergenen, die allen te samen vormen Ibsens: ‘Stützen der Gesellschaft:’ - En dat we dan nog ons durven verhoovaardigen op ons mensch-zijn boven het ‘redelooze’ dier. - En godsdienst-aanstellerij om bijredenen is nog de walgelijkste en de meest verbreide leugen die er bestaat. In den Haag was indertijd, een catecheseermeester die, al naar gelang de familie waar hij onderwijs gaf, hun kinderen ‘modern’ of ‘orthodox’ onderrichtte. - Ik heb twee jonge meisjes gekend, de eene bestemd voor de in den Haag zeer streng-orthodoxe fransche kerk, de andere voor de zèèr moderne vrije-gemeente van dominee Heering. Wel, dezelfde catecheseer-meester gaf aan deze meisjes les, werd gebruikt door dezelfde predikanten, de een heel-orthodox, de andere heel vrij-zinnig. Aan het eene meisje leerde hij dat Jezus Christus Gods Zoon is, etc., etc., aan het andere dat wij in Hem een gewoon mensch moeten zien, ter navolging alleen, etc. etc. - Een ander aannemeling - huisknecht bij een zeer rijke familie - overlegde gemoedelijk met zijn bekenden of hij zich, alvorens te trouwen en zijn dienst te verlaten, zou laten aannemen bij de fransche gemeente in den Haag of maar liever Roomsch Katholiek zou worden. Hij had namelijk gehoord, zei hij, naief, zelf dat de R.K. Kerk zoo goed voor je zorgt als je
arm bent, (en met het oog op zijn huwelijk voorzag hij de gebeurtenissen van dien aard