doende om mij hem te doen aanbidden. Alles wat in mijn macht staat om hem gelukkig te maken wil ik doen, en zal mijn grootste vreugde zijn.’ - - - - -
Nietwaar, rozengeur en maneschijn duren in de meeste wittebroodsweken zoo héél kort; de speelman is zoo gauw van het dak; desillusie van weerszijden vervangt zoo heel snel de teedere woordjes en verliefde omhelzingen van den engagementstijd; en de zoo dikwerf gehoorde verzuchting: Het eerste huwelijksjaar is het moeilijkste, is zoo heel dikwijls van toepassing op zelfs in later jaren zoogenaamd gelukkige huwelijken. -
‘Onze kleine jongen is een verrukkelijk sterk en groot kind, met heele groote donkerblauwe oogen en een goedgevormden ofschoon wat grooten neus, en een aardig klein mondje. Ik hoop en bid God dat hij moge gelijken in alles op zijn liefsten vader’.
Deze kleine jongen blijft niet de eenige die het gezin komt vermeerderen, want zijne mama behoort niet tot het genre der hedendaagsche moeders a la Johanna Steketee-Mimosa, die vinden dat de man haar ‘misbruikt’ en ‘uitput’, indien hij kinderen bij haar verwekt, of die bang zijn haar jonge-meisjes-figuur te verliezen, of opzien tegen het verre moeten blijven in den bevallingstijd van wereldgenoegens en uitgaan-leventje. In weinige huwelijksjaren, met heel korte tusschenpoozen, vermeerdert het kinderen aantal zonder dat het geluk vermindert daardoor. Hoor maar den gelukkigen toon van dezen brief, die het engagement aankondigt van een der dochters onder de negen kinderen:
‘Louis heeft gisteren van de gelegenheid gebruik gemaakt, terwijl hij na het diner alleen met Alice bij den haard stond, en al de anderen waren afgeleid door een algemeen gesprek. Zij fluisterden het mij toe, en nadat wij de kamer hadden verlaten verzochten wij Louis bij ons te komen, en nadat de beide kinderen elkaar bij ons hadden ontmoet, hebben zij in onze tegenwoordigheid nogmaals op een roerende wijze elkaar herhaald, Wat zij nog maar gelegenheid hadden gehad fluisterend te bespreken. Hij was zeer aangedaan. Hij is een beminnelijke, lieve, goede jongen, met degelijke beginselen, van wien ik stellig geloof dat hij onze lieve Alice recht gelukkig zal weten te maken, en ik ben er van overtuigd dat zij harerzijds een recht toewijdende en liefhebbende vrouw voor hem zal zijn. Zij is recht, recht gelukkig, en het is een genot hun beider jonge gelukkige gezichten te zien stralen van liefde voor elkander.’- - -
Is het niet zoo recht het blijde verleden der moeder, dat zich hier herleeft in de dochter, een verleden nog zoo versch in het geheugen, dat die moeder bijna dezelfde woorden kiest om het geluk van haar kind te schilderen die eens haar eigen zaligheid uitdrukten op haren eigenen verlovings-dag.!
Helaas! - Geen geluk dat blijft is van déze aarde.! Wel haar, wie eerst de dood, niet het leven haar huwelijks-geluk ontnam:
‘Mijn leven is voorbij - wat het geluk aangaat. Voor mij bestaat de wereld niet meer. Wanneer ik veroordeeld word tot verder leven-moeten, (en ik zal niets beproeven om mijzelve ziek te maken), dan zal het slechts zijn voor onze arme, vaderlooze kinderen, en in slechts dat te doen wat ik weet en voel dat hij mij zou wenschen te doen, - want ik voel zijn nabijheid, zijn geest zal mij leiden. Maar oh - dat hij moest worden afgesneden in den bloei van het leven - dat ik ons rein, gelukkig, rustig, huiselijk leven, dat alleen mij hielp mij te schikken in mijn zoo gehate positie, moet zien eindigen op twee en veertig jarigen leeftijd reeds, terwijl ik had gehoopt met zulk een instinctmatige verzekerdheid dat God ons nooit zou scheiden van elkander, dat Hij ons te zamen zou laten oud worden neven elkaar, het is te vreeselijk, te wreed.’ - - - -
.... Misschien zullen kunstdoenerige, nuttige, om vrouwenkiesrecht bulkende, en andere hedendaagsche in haar eigen talenten en in haar voor de maatschappij-onontbeerlijkheid geloovende vrouwen, bij het lezen dezer huwelijksbrieven, schouderophalend denken dat zij uit de pen zijn gevloeid eener obscure provincie-dame, die opging in man en huisgezin, omdat zij niet was ‘begaafd’ met die rijke gaven, (welke ieder hedendaagsch backfischje al in zich voelt), welke men der maatschappij en der sociale questie nu eenmaal niet mag onthouden, volgens de feministen, en aan de ontwikkeling waarvan zulke banaliteiten als man, kinderen, huiselijk geluk ondergeschikt moeten worden gemaakt volgens hem! -
Nietwaar, zulke onnoozele ‘brieven’ aan een ‘liefste oom’ zijn goed voor huisbakken, onbeduidende huis-sloven, maar als ge ‘schildert’ d.w.z. jaar in jaar uit onder de protectie van het een of ander bestuur knoeiwerk exposeert op een tentoonstelling, als ge ‘schrijft en dicht’, d.w.z. als ge met moeite en nood