instemming met mijn corresp: aan den heer J.S., dat men geen typhus zal krijgen van verdriet, etc, deed mij veel genoegen, omdat ik het met U eens ben, dat integendeel leed ons juist staalt en leert zichzelve te dwingen tot zelfbeheersching, ook in lichamelijken zin. -
Ik neem den zin uit een mijner laatste correspondenties, die U zoo bijzonder trof dat hij aanleiding werd tot Uw brief, in zijn geheel over, opdat andere lezers mijn antwoord hier beter begrijpen:
‘Juist omdat in den man de begeerte der zinnen zóó sterk spreekt, dat hij bijna altijd vóór, maar dikwijls ook na zijn huwelijk nog andere liefdes er op nahoudt, dan die voor zijne eigene vrouw, juist daarom kan men in hém nog eenigzins verontschuldigen, wat in de vrouw alleen verdient te worden genoemd onnatuur en egoïsme.’
Ik heb lieve mevrouw hiermede op het oog gehad de tegenstelling, die de Natuur schiep m.i. - Zij maakte den man zóó zinnelijk dat hij reeds op zestienjarigen leeftijd of jonger begeerten koestert, die in het meisje van dien leeftijd niet opkomen. Zuiver zinnelijke begeerten naar dienstmeisjes, naar oude vrouwen zelfs, naar lichtekooien van de straat etc. - Een jong meisje - als zij normaal is - wordt alleen sentimenteel-verliefd op iemand die haar ‘bekoort’, niet op een man van de straat, een stal-jongen, een loopknecht, iemand in een woord die alleen haar zinnenbegeerte prikkelt. - Ook de meisjes uit het volk, die zich geven voor het huwelijk uit vrije verkiezing aan een jongen van haar eigen stand, doen dat niet uit zinnenbegeerte alleen, maar omdat die jongen haar tijdelijk bevalt, en in de meeste gevallen is het ook dan nog hij die neemt, en zij die zich laat nemen, niet zij, die aanbiedt uit zinnenbegeerte -
Zoo heb ik mijn zin bedoeld. - En wat nu de ontgoocheling der vrouw aangaat, als zij na het huwelijk moet ondervinden, dat haar man aan die zinnelijke liefde blijft offeren, ik geef U volkomen toe, dat die ontgoocheling groot moet zijn, en dat het haar veel strijd zal kosten daarin te berusten; bovenal echter staat het bij mij vast, dat zij dit alleen zal doen, of uit volkomen onverschilligheid voor hem, of omgekeerd uit hoogstaande liefde tot hem. -
En gij hebt dus volkomen gelijk, dat er heel wat ongelukkige huwelijken komen door dezen toestand. - Want niet iedere vrouw is gehéél onverschillig, en nog veel kleiner aantal heeft zóó zelfopofferend lief. Het eenige remedie - als het er een is - is m.i. dat het jonge meisje, voor zij huwt, als zij zich verlooft, door haar moeder of andere bevoegden wordt wijs-gemaakt, wordt aan het verstand gebracht hoe ‘de’ man is en aan welke schaduw-zijden zij zich blootstelt in het huwelijksleven. - Dat volwassen meisjes, als zij zich verloven, in dien zin worden wijs-gemaakt, juich ik zonder voorbehoud toe. Gewoonlijk echter zijn mama en papa veel te blij dat ze een dochter ‘aan den man hebben gebracht’ (vooral in onze dagen waarin dat niet meer zoo gemakkelijk lukt dan vroeger, zelfs al is fortuin en schoonheid voorhanden), om de kans te willen loopen, dat zij zich zou terugtrekken van schrik over de haar gedane onthullingen. Tolstoï - de groote schrijver - heeft zijn vrouw gedwongen, toen zij zich met hem verloofde, zijn dagboek te lezen, waarin heel zijn onzedeiijk jonge-man-leven was neergeschreven zonder verhulling van de waarheid. Eerst wilde zij daarna het engagement afmaken; de afgod was van zijn voetstuk gevallen. - Maar zij had hem ten slotte te oprecht lief om hem te willen opgeven. - En het werd, gelijk hij zelf getuigt, een zeer gelukkig huwelijk!
Intusschen, niet zonder reden schreef ik: Als het een remedie is, want, in de meeste gevallen, is ook het jongemeisje veel te blij dat ze een man heeft opgedaan, om zich te willen verdiepen in de teleurstellingen die haar wachten kunnen en zullen. -
Ook U - zoo goed als ieder onzer - zullen toch wel véle gevallen bekend zijn van meisjes en vrouwen, die, ondanks alle waarschuwingen, opzettelijk liepen in haar ongeluk, trouwden een slechten, verloopen man, liever dan... ongetrouwd te blijven. -
Hebt gij Vrouwenmacht van Gustaf af Geijerstam gelezen? Ik geloof dat gij daardoor op hartstocht en op het vergeven van de vrouw, zoowel als op het ‘eischen’ van den man, een anderen kijk zoudt krijgen wellicht. Ik geloof niet, dat een man, die in een hartstochtelijke zinnenbegeerte ontrouw is en daarna zijn gedrag bitter berouwt, daarna ‘eischt’ van zijn vrouw vergiffenis en toegevendheid. - Die komt harerzijds in strijd en tranen maar uit hare liefde, en niet op zijn ‘eisch’. En hij zijnerzijds weet dat ook wel, en zal haar om zulk een vergiffenis te hooger waardeeren.
Ik onderschrijf Uw woorden volkomen:
‘Ik heb in 't dagelijksch leven liever een man tot vriend, dan een vrouw tot vriendin, maar ik heb nog nooit tegen een man opgezien, ik voelde mij of zijns gelijke of ik voelde mij boven hem, misschien erg pedant gezegd, maar ik begrijp nooit waar dat tegen opzien in bestaan moet. -’
Precies zoo voel ik ook het. - Ik ook heb meer vrienden dan vriendinnen, en ik heb ook liever vrienden dan vriendinnen. - En ik-ook ben niet in staat ‘op te zien tegen een man.’ - En daarom ben ik ook niet geschikt voor 't huwelijk, want ik zou in het huwelijksleven alleen gelukkig kunnen zijn, wanneer ik in dien man mijn meerdere had gevonden. - Dat ik daarentegen vele vrouwen ken tegen wie wèl ik opzie, niet om haar meerder verstand of haar meerdere geleerdheid, of haar grooteren kunstzin, maar omdat ik haar in karakter-deugden veel hooger stel dan mij-zelve, kan ik hier openlijk verklaren, ouderen en jongeren, onder de vrouwen ken ik ze zoo. -
Ja-zeker, het bewuste boek is hard, maar... juist daarom is het, in dien zin van Uw bekenden, prachtig, want het is wáár. - En wáárheid is, als zij in een mooien vorm is gegoten, veel grooter kunst dan verzonnen verhaaltjes van onwerkelijke menschen. - Juist omdat hetgeen dat boek schildert zoo levenswaar is, juist daarom deed het U pijn. Evenals het U pijn doet, dat de man is zooals hij is. Het leven-zelf is nu eenmaal zoo hard, en zoo teleurstellend. Ik geloof, wij leeren ons eerst verzoenen met ons lot en daardoor waardeeren het mooie dat óók is hier en daar, wanneer wij geleerd hebben te berusten in dat feit van 't leven nu eenmaal zoo zijn en niet anders.
Zooals U ziet heb ik getracht U recht uitvoerig te antwoorden, in de hoop dat ik, zoo ik U al niet overtuigde, U althans duidelijk maakte mijne meening. -
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
Sluiting red: ged: