voor me. Zijn moeder was een fruitvrouw, weduwe, met een nest jongens. Een echt type van Gavroche - zijn gezicht voortdurend vertrokken door allergrappigste grimassen.
Teer, bleek, met sterke gebaren als van een kwakzalver moest je op 't eerste gezicht om hem lachen, of je wilde of niet. Van alle scholen weggejaagd om 't plagen van de meesters, tot groote vreugde van de jongens, bracht hij nu zijn leven op straat door, steeds bezig met kattekwaad.
Voor hem was het klaar als het licht van de zon dat, wie honger heeft, gebruik mag maken van het goed van anderen. Natuurlijk was hij de zondebok op de markt.
De bedreigingen der fruitvrouwen hadden niet de minste uitwerking. Aan meer afdoende straffen hoefden ze niet te denken: hij was ze alle te vlug af.
Eens bracht zijn moeder hem bij mij. De arme stakker was in tranen en vroeg mijn hulp om hem in 't Verbeterhuis te plaatsen. Ze kón niet meer. 's Avonds moest ze loopen om den jongen te zoeken die den dag, de hemel weet waar, had doorgebracht, en gewoonlijk was ze dan zeker, hem te vinden in een huis van verdachte zeden, waar ze zich schaamde binnen te gaan. Dit huis was het middelpunt van zijn operaties. Iedereen kende er hem en mocht hem graag, niet alleen omdat hij zoo'n komieke snaak was, maar ook omdat hij zich altijd verdienstelijk wist te maken.
Eens was het hem gelukt een kikker te temmen. Het arme beest huisde in één van zijn zakken en als het oogenblik gunstig was, trok hij het er uit en gaf voorstellingen die maar van korten duur waren, omdat de artieste, die met den naam van de een of andere beroemde miss, op groote stukken karton gedoopt was, ophield te leven.
Hij had een heel eigen manier om kersen te stelen: ging naar de markt met een levenden, aan een touwtje vastgemaakten kreeft van verdachte afkomst en, vlak langs de vruchtenstalletjes loopend, nam hij het goede oogenblik waar dat de eigenares niet oplette en wierp uit de verte den kreeft op de manden; dan trok hij hem terug met de purpere vruchten vastgeklemd in de tangen. Gewoonlijk schoot de fruitvrouw in een lachbui, maar nam zij de zaak ernstig op, dan antwoordde hij met een brutaal gezicht: ‘De kreeft heeft het gedaan, ik niet.’
Van den dag waarop zijn moeder hem bij mij bracht, tot dien waarop hij in 't Verbeterhuis kwam, ging hij telkens als hij me tegenkwam, steeds kopje buitelend, een eind met me mee en was ik in een rijtuig dan liet hij zijn vierarmig rad zoo duizelachtig vlug draaien, dat ik soms beefde tot in iederen vezel van mijn lichaam.
Hij was degeen die me de uitvoerigste en duidelijkste inlichtingen gaf over de dievenschool. Om er aangenomen te worden moet men handig en vlug zijn. Ook de kleintjes heeft men graag, omdat die 't minste achterdocht geven en zich 't vlugst uit de voeten kunnen maken. Hij had vrijen toegang tot mijn huis en bleef soms uren bij mij praten en ik was steeds verbaasd over dit merkwaardig sujet dat me zoo vrijmoedig en oprecht de buitensporigste confidenties deed, wat minder de uitwerking was van cinisme dan van de openhartigheid en de onschuld eigen aan zijn leeftijd.
Langzamerhand had ik zijn vertrouwen volkomen gewonnen en omdat ik nooit ergernis toonde over zijn boosdoenerijen, hoorde ik van aanknoopingen, die hij voor ieder verborgen hield, met kleine straatslijpers door hem ‘de vrijen’ genoemd.
Deze hadden dak overal en nergens, vermaakten zich den geheelen dag in de open lucht en terwijl er enkele op verschillende punten ‘in functie’ waren, voerden de anderen kattekwaad uit of gebruikten een stuk gladde grond als billard. Ze hadden een chef waaraan ze op militaire wijze gehoorzaamden.
Ze stalen en de opbrengst van hun diefstal werd heel nauwgezet aan den chef gebracht, die met de stelers onderhandelde, verkocht en, zooals natuurlijk is, voor zich het leeuwendeel hield. Om in de vereeniging opgenomen te worden, moest men vlug zijn, handig en waarborgen geven van karakter en geheimhouding.
- Zie je, ik heb nog geen horloges gestolen, ook geen porte-monnaies, maar ze zijn bezig 't me te leeren. Wil je eens zien hoe je het doet?
En de kleine hand van den jongen werd zoo licht in mijn zak gestoken, dat ik mijn porte-monnaie kwijt was, zonder te begrijpen hoe. Hij vervolgde:
't Voornaamste is dat je hart niet erg slaat. Er zijn dingen die je moet doen zonder bang te zijn. Sommige leeren 't nooit, al nemen ze nog zooveel lessen. Dat zijn de domkoppen en die worden dadelijk weggejaagd, maar over mij zijn ze tevreden, de zaak marcheert!...