Toen de thee gepresenteerd was, en een koekje uit de porceleinen schaal genomen, kwam Mevrouw Breebent met het onderwerp voor den dag. -
Nadat zij met kleuren en fleuren verteld had, dat 't wezenlijk bij een nichtje en een tante was uitgekomen wat eene waarzegster had gezegd, geconstateerd en voorspeld, gaf ze 't woord aan de dames en vroeg of ze nu ronduit haar opinies wilden meedeelen, en hoe ze over het gaan naar een waarzegster dachten, of ze 't ook verkeerd vonden - en per slot - of 't niet eens aardig zou zijn er en club heen te gaan.
Dit laatste was eigenlijk de heimelijke wensch en bedoeling, natuurlijk.
‘Begin zelf met je eigen gedachten daarover te geven,’ vond Juffrouw Marianne, die graag eerst een ander liet praten om dan pas met haar eigen zienswijze voor den dag te komen.
‘Toe ja Lies - begin jij dan eerst...’
‘Nee, dat kan ik niet. Ik heb 't plan geopperd, uiteengezet - nu aan jullie de eer.’
‘Nu goed dan -’ en de resolute Mevrouw Reehorst begon na eenige oogenblikken gepeinsd te hebben:
‘Mijne opinie is dat 't heel verkeerd is èn dat 't nergens toe dient om het gordijn der toekomst te willen oplichten. - Hecht je der heusch aan, en is 't een slechte voorspelling, nu, dan mis je, dunkt me vrijwel, je verderen levens-moed; hecht je der niet aan, nu dan is 't de moeite van 't heengaan niet waard, behalve dat je je daalder of meer nog, hebt te betreuren, bovendién. - Nu jij Mien’...
‘Ik vind,’ begon Mien, de goddienstige, ‘dat God met wijs beleid de toekomst voor ons verborgen houdt. Indien we wisten, wat ons deel zou zijn, en 't was niet zooals we 't hadden gewenscht of gedacht - dan ben ik 't volkomen met de spreekster van daarnet eens, dat je dan alle levens-vreugd en genot voorgoed zou derven, en dàt kan de bedoeling niet zijn geweest van God, om ons dat te ontzeggen... daarom, nooit een dergelijke stap doen...’
Wat naïef... dacht Mevr. Reehorst. -
‘En Meta?’
‘Ja, kijk es, ik voor mij vind er geen bezwaar zoozeer in, om, 't zij met een club, of met z'n tweeën, desnoods alléén naar zoo'n tooverkol te gaan - maar - lieve menschen, weet je wat ik vind van menschen die uit ernst naar een waarzegster, of clairvoyante gaan, dat ze allemachtig arrogant zijn. Niet?... je gaat toch in de veronderstelling dat je wie wéét wàt voor geluk nog te wachten hebt of dat 't rad van avontuur door Fortuna's hand welwillend gedraaid, minstens een half millioen voor je verbaasde oogen zal neerzaaien.’....
Allen lachten.... ‘gut ja dát was een nieuw idée, echt oorspronkelijk, heusch’ een nieuwe kijk’... o die Meta kon zoo leuk de spijker op den kop slaan....
Alleen mevrouw Breebent gaf 't niet toe, Meta had te zeer de wonde plek gevonden, zij droomde zich immers een anderen, jongeren man?...
‘Nu jij Wim.’
Wim, die ook wel wist wat ze wou, begon:
‘Buiten kijf schuilt er veel waarheid soms in 'tgeen zoo'n waarzegster voorspelt of constateert. Onwillekeurig zijn ze door 't vele doen een beetje op de hoogte der gelaatkunde en 't lezen in de lijnen der hand, en kunnen ze soms wel degelijk te naastenbij eene mededeeling doen, die “juist” kan worden genoemd. Wie 't dus in ernst meent, en er geen grapje mee bedoelt, zal er alléén op lostrekken, want dat zou je voor iedereen niet willen weten.’
‘Marianne nu jij’, - drong Mevrouw Reehorst toen de vijfde vriendin het zwijgen er toe deed.
‘Ik weet heusch niets te zeggen’, zei ze met een verlegen kleurtje, - maar met een moed, die grappig aandeed bij dit nietige, zenuwachtige wezentje, kwam 't er uit:
‘O, maar ik zou 't dolletjes vinden, om er eens met elkaar heen te gaan. - Toe, willen we?’
Hoog timmerde ze niet, en de resolute mevrouw Reehorst lei haar dan ook direct het zwijgen op, door afwerend uit te roepen: ‘Kind, ben je ráár? - Nu jij Lize.’
Lize begon met een vervelende teem-stem: ‘ik vind 't juist niet arrogant om je lot te willen weten. Dan kun je je immers wapenen!’
Opeens kwam de geestige Meta met een vollen echten lach tusschenbeide:
‘O nee maar, zeg,... wij allen vrouwen die bijna 50 of de 50 al gepasseerd zijn, nog spreken over ons toekomstig “levens-lot” Gewoon hoogst ridicuul! - Vindt jullie niet?
Als menschen in 't begin van 't leven dat nog vragen, maar wij?...’
Een woedende blik uit de oogen van Lize deed Meta nòg meer lachen en eindelijk lachten ze allemaal... behalve Lize, natuurlijk.
‘Hu’, dacht ze vol afschuw, ‘die Meta kan zoo echt grof zijn.’
't Bleef een echt prettige stemming - en toen de dames heengingen, verklaarden ze,