De Hollandsche Lelie. Jaargang 20
(1906-1907)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 795]
| |
12 Juni 1907.
| |
Hoofdartikel
| |
[pagina 796]
| |
Ik weet wel: zij kan niet alles doen. Er moet samenwerking zijn. Doch wanneer het volk algemeen besef krijgt bij brood alleen niet te kunnen leven, zal er meer behoefte ontstaan aan door godsdienstige gedachten bezielde voorschriften ook voor het maatschappelijke leven. Ik meen dan ook met voorgaande gegevens eenigzins den band tusschen Staatkunde en Religie te hebben aangetoond. De Overheid moet door haar wetten leiding geven. Hoe ter wereld kan men daarbij den weldadigen invloed van 't Christendom willen onthouden? Wel is natuurlijk het verschil van meening over ondergeschikte punten eenig bezwaar, doch ook hier zal door wijs beleid veel kunnen worden geregeld. Dat er dan ook geen verband zou bestaan tusschen Staatkunde en Religie, kan wel niemand ontkennen, die ernstig zich rekenschap geeft van de verschijnselen. Het is ook geheel eene illusie te meenen, dat men een goeden leiddraad volgt door enkel zich te laten leiden door persoonlijke, uit den mensch opkomende, gedachten. Neen, veeleer moeten beginselen geraadpleegd, die vastliggen in den geopenbaarden wil van God, diè men vindt in de H.S. en die gedurende het verloop der wereldgeschiedenis en der maatsch: en staatkundige ontwikkeling moeten verklaard worden door ernstige en vrome mannen. Het liberale stelsel, dat oorspronkelijk uitging van de gedachte: ‘Scheiding van Kerk en Staat’ is ontaard in een stelsel, dat allen godsdienst en daardoor alle hoogere wijding bant uit het geheele maatschappelijke, publieke, wetenschappelijke en staatkundige leven, om alzoo het volk ten verderve te voeren, hen voerend langs met bloemen omhulde afgronden. Zoo verdient aanmoediging het streven der Chr. historische richting om opnieuw de openbare school haar Christelijk karakter te schenken. Eindelijk zal wel weer duidelijk worden hoe ons volk krachtens oorsprong een Christelijke natie is, die niet duldt, dat de kostbaarste parel aan de kroon eener gezonde Staatkunde langer blijft afgerukt, doch behoort te schitteren als een lichtende ster in het front van de draagster der Koninklijke macht, als getrouwe vertegenwoordigster van den Koning der Koningen, Die van uit Zijn verheven Rijk verlangt, dat geregeerd worde krachtens in Zijn Woord gegeven beginselen. In hoc Signo vinces (in dit teeken zult gij overwinnen) zij dan ook in gulden letteren geborduurd op het blanke Vaandel onzer van God geschonken Nationaliteit.
J.B. NAAKTGEBOREN. |