Soldatenkarakter.
Hij was de ruwste en sterkste soldaat van 't geheele bataljon. Reeds als achttienjarige jongeling had hij zich bij den Commandant aangemeld als vrijwilliger. Ver had hij 't nog niet gebracht en zou 't ook wel nooit vèr brengen, maar door zijnen trouwen dienst gedurende meer dan zes jaren, sierde de gekroonde W. in 't rood op zijn linkerbovenmouw; daaronder wees 't eveneens roode sterretje er op, dat hij scherpschutter was.
Weber heette hij, maar bij iedereen was hij meer bekend onder den naam van: ‘de Gek’. Over 't algemeen hielden zoowel meerderen als gelijken van Weber; wel kon hij soms woest te keer gaan, maar een volgend oogenblik kwam zijn goede inborst weer boven.
‘De Gek’ had al vroeg, tè vroeg, zijnen vader verloren en nu, diens sterken hand missende, was hij, in 't gezelschap van slechte vrinden, den verkeerden weg opgegaan. 't Gebeurde dikwijls, dat hij dronken bij zijne arme moeder tehuis kwam, en deze leelijke gewoonte had hij in dienst, niettegenstaande al zijne straffen, nog niet afgeleerd. Zijne moeder was toen van verdriet gestorven en daarom was Weber vrijwilliger geworden.
't Was op een' Zondagnacht, dat ‘de Gek’ weer stomdronken in de kazerne kwam. Na eerst de chambré doorgestommeld, al vallende en stootende, te hebben, viel hij als een klomp vleesch op zijn krib neer. Hij begon te steunen en te zuchten, maar al spoedig ging dit over in een akelig gegil en in 't uitspreken van wartaal. Alles haalde hij door elkaar, tot opeens hij begon te snikken en te huilen.