bij niets in de lijnen uitgesproken wordt om er wat na dien kus, in zinnenzwijmel, zou kunnen volgen. De figuur van den man beeldt slechts dat eene uit wat de natuur in hare rustige rust hem schonk, waarbij hij nog niet is opgezweept tot den hartstocht, welke de kus kan volgen.
Zijn de menschen nu anders dan vroeger. Leeren ons niet de antieken, dat 't naakt de figuur van man of vrouw heiligt, en weten we ook niet, dat de gemeenheid bij de Grieken en Romeinen begint, zoodra zij den mensch terugbrengen tot het dierlijke in hunne Bachussen en Bachanten, in Priamus en andere hunner instinct-goden en godinnen. We spreken van instinct, zoodat de natuurverhoudingen van man en vrouw instinctmatig worden ingegeven, zij het ook dat het verstand, de rede beslist of het instinctmatig voldoen aan een natuurwet is, of genotprikkels zoeken bij een bron, welke verteerend vuur bracht.
Wat voor de beeldhouwkunst geldt, is ook geldend voor de schilderkunst. Door de kleur zal deze laatste kunst eerder choqueeren dan de andere. Daarom moet de meester zooveel te meer op zijn hoede zijn. Het doorschijnend sluieren is uit den booze, doch de stand kan dermate genomen worden, dat het sprekend gedeelte wegdoezelt in schaduw. Het anatomisch teekenen moet geleerd worden, in alle intensiteit, doch de anatomie van het menschfiguur, wat het buitendeel betreft, behoeft niet zoo sterkend sprekend uit het lichaam te treden, dat daarop dadelijk de aandacht kan vallen. We herinneren ons eens te Antwerpen op de schilderijententoonstelling gezien te hebben een vrouwenfiguur waarvan de stand zoozeer buitensporig was, dat het woord gemeen uit den mond van elken bezoeker klonk. Een naakte vrouwenfiguur in rust zal en kan niet hinderen, zelfs indien men alles ziet, maar eene vrouw te schilderen van wie men zou kunnen zeggen, dat zij gereed ligt voor eene chirurgische behandeling verdient niet den naam van naakt, maar van plat en gemeen.
Het moeielijkste is wel de literator er aan toe waar hij naakt en plat of gemeen van elkaâr heeft te onderscheiden. Laat hij eene beschrijving geven van een vrouwenfiguur als model in een atelier, of bespied wordende in een bad; daartegen valt niets te zeggen, hoewel hij dubbel moet oppassen, wijl de beschrijving, eerder dan de beeldhouwkunst, of de schilderkunst in détails treedt, maar hij moet die beschrijving niet verder uitstrekken, dan dat hij ons geeft te zien het beeld zonder meer. De gewraakte Busken Huet in zijn gewraakte Lidewyde heeft o.i. den juisten toon getroffen, vooral daar hij ons wilde toonen de vrouw, die door haar heerlijke naakt, André wilde overwinnen.
Nu zal men ons tegenvoeren: ja, maar als Huet die vrouw op de zinnen van André laat werken, dan doet hij dit ook op onze zinnen. Dat moet dan maar, is ons antwoord, want het geheele boek diende dan ongeschreven te zijn gebleven. Plat-gemeen noemen we elke verrichting die, hoewel instinctmatig geschiedende, den mensch en het menschenfiguur abnormaal maakt. Abnormaal in gewone vormen en lijnen. War dierlijk is, - 't zij dan door de natuurwetten gewenscht, - mag niet beschreven, bezongen, uitgebeeld worden. Dat alles is plat en gemeen. Het rustige naakt, zooals we een paard, een leeuw of welk fraai dier ook bezien, is alleen kiesch en kuisch. Wie er wat anders inziet is persoonlijk niet kiesch en kuisch.
A.J.S.v.R.