De Hollandsche Lelie. Jaargang 20
(1906-1907)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 731]
| |
15 Mei 1907.
| |
Berichten.De waarnemende Redacteur is van 4 Mei tot 2 Juni uit de stad. Voor de geregelde uitgave van dit weekblad is zorg gedragen. Daar de adressen van de meeste inzenders hem niet bekend waren, heeft hij gedeeltelijk zelf de correctie op zich genomen. Voor taal- en stijlfouten stelt hij zich niet aansprakelijk; persfouten zal men hem wel willen vergeven. Correspondenties worden door deze afwezigheid vertraagd.
* * *
Ziektetoestand van onze Redactrice. - De patiente is vooruitgaande, maar daar de hartaandoening stationnair blijft, houdt dit de genezing tegen.
A.J. SERVAAS VAN ROOYEN. 's-Gravenhage, 11/5 1907. | |
Hoofdartikel
| |
[pagina 732]
| |
van hoofdletters, spelling en schrijfwijze zijn zoovele gebreken, welke zelfs aan de kopijen van vele der besten onder onze schrijvers aankleven, en indien het groene hout zulke eigenschappen heeft, wat kunnen we dan van het dorre verwachten. Ach, waarlijk niet veel, en men behoeft maar eens een tijd lang redactiewerk te hebben verricht, of een tijdschrift te hebben geredigeerdGa naar voetnoot1) om te weten welke de tekortkomingen van medewerkers en inzenders zijn om de lijst te completeeren, hiervoren gegeven. Onderteekeningen zijn in den geleidebrief onontraadselbaar; aan jaartallen wordt veelal niet gedacht, als de dagteekening al is vermeld; het zoo noodige adres op brief en kopij wordt vergeten. Juist dat alles is in het belang der redactie. Er wordt alleen gedacht aan eigen belangen, spoedig plaatsen, honorarium s.v. pl., af- of overdrukjes tot een verbazingwekkend quantum, en keerend bericht van ontvangst. Een redactie wordt met één postbestelling soms overladen door dergelijke zendingen, en nu kan door haar begonnen worden met ontraadselen, postmerken op den geleidebrief en de kopij te plaatsen, deze te lezen, meerendeels te doorworstelen, de waarde in geld te schatten, en direct te antwoorden. Wee haar, indien dat ‘direct’ niet direct geschiedt. Dan komt eene aanmaning in zenuwachtige opgewondenheid geschreven, waarin uitdrukkingen domineeren van gaarne gerustgesteld te worden, van angst van wegraken, van verlangen naar gunstige meening, waaraan nooit getwijfeld wordt, van allerlei dergelijke nietszeggende fraaiigheden meer, welke of verguld zijn met de gewone beleefdheidsfrasen, of aangedikt door een hooghartige koelheid, waaruit verbolgenheid spreekt. En wat hebben nu de dezulken voor de drukkerij over? Zij beschrijven de bladzijden aan weerszijden, geven hun kopij op onoverzienbare vellen papier, voegen haar samen in cahiers, geven zich de moeite niet om namen van personen en plaatsen, jaartallen-cijfers, en cijfergetallen in het algemeen, aanhalingen uit vreemde talen, bastaardwoorden, en wat dies meer zij zóó duidelijk te schrijven, dat zij te spellen zijn, indien men al de vreemde woorden niet kent. Arme zetters, wat wordt er veel van uw geduld gevorderd, want de auteurs vergeten, dat de Redactie moet weten, wat zij, de zetters, niet behoeven te weten. De zetters lezen woorden, geen zinnen, geen opstellen. Zij overzien niet de woorden in hun onmiddelijk verband, zij nemen letter voor letter van elk woord in hun oog op, en die letters moeten af zijn, dat wil zeggen zoo duidelijk geschreven, dat zij, de zetters, geen oogenblik behoeven te twijfelen. Maar hebben zij, de zetters, die moeielijkheden zegevierend overwonnen, waarbij de intelligentie, van velen hunner, blijkt, in elk geval hun intuitie, dan komt er nog een moeielijk nawerk voor hen aan, namelijk de correctie. Vele auteurs vermoeien zich niet met het nalezen van het dikwerf voor hen zelf onduidelijk geschrevene. Zij wachten rustig, - meest altijd met onrust, - de proef af, en dan gaan zij aan het overlezen en pruttelen en mopperen over de bespottelijke en domme fouten, welke de zetters hebben gemaakt. Bleef het daarbij nog; het eigen werk wordt nu ook duchtig onder handen genomen. Er wordt gesnoeid, ingelascht; zinnen worden omgezet; stijlfouten verbeterd, en niet ééne maar meerdere revisies moeten goed maken, wat terstond goed geweest moest zijn, in elk geval kon geweest zijn. Dikwerf is men ook traag in corrigeeren; het, in werkelijkheid, vervelende werk wordt uitgesteld; en eindelijk en ten laatste met spoed spoed er op verzonden. De zetter kan de verloren schade voor den auteur ínhalen. Dit alles moest mij eens van het hart. In wijden kring wordt dit blad gelezen, en ik zie er in de toekomst een beetje gemakkelijker werk door tegemoet voor onze redactrice. Ik roep den zetters toe, een peccavi voor wat ik zondig tegen mijn eigen raadgevingen.
A.J. SERVAAS VAN ROOIJEN.
's Gravenhage, 15/4 1907. |