Zeggen zou ze 't niet; ze wilde niet beklaagd worden, door niemand; maar ze voelde zich ellendig, doodongelukkig!
En schreiend drukte ze 't blonde kopje in 't zachte kussen.
Wie zei dat daar: ‘Eigen schuld!’
't Was, als hoorde zij 't nu ook in 't eentonig tikken der pendule: eigen - schuld, eigen - schuld!’
Uit alle hoeken scheen 't opeens te roepen, dat 't háár schuld was, dat door háár toedoen Hans 's avonds de gezellige huiskamer ontvluchtte, om boven te gaan werken.
't Liet haar niet meer met rust; ze kon aan niets anders meer denken. Hoe was 't dan toch gekomen? Wanneer was 't begonnen? Den eersten tijd van hun huwelijk was toch alles goed gegaan. Hans had er zelf op aangedrongen, dat ze lessen zou nemen en haar studie voortzetten; en ze had 't gedaan, meenende, dat ze daarvoor genoeg tijd zou vinden.
Maar de huishouding, het afleggen en ontvangen van bezoeken namen heel wat tijd in beslag en in plaats van de middaguren werden al heel gauw de avonden met studeeren doorgebracht.
In 't begin bleef Hans dan bij haar zitten, maar lang duurde dat niet. Hij hield van muziek, hoorde haar graag een lief, eenvoudig stuk spelen, maar die oefeningen, die zware studies vond hij vervelend en lang hield hij 't er niet bij uit.
Zij hoorde hem weer zoo innig lief vragen, of ze niet wilde ophouden met dat studeeren, 't hinderde hem zoo. Hij had 't dien dag zoo bijzonder druk gehad en voelde zich wat moe en dan dat geluid van de piano!
Maar zij, ze had toen, een beetje geërgerd over wat ze bij zichzelf aanstellerij noemde, kortaf gezegd, dat ze haar les moest kennen en was doorgegaan met hare oefeningen.
Driftig was hij toen de kamer uitgeloopen, naar boven; en nooit had hij haar meer gevraagd haar spel te staken, doch had haar verlaten, als 't hem te erg werd. En zoo was 't, langzamerhand gewoonte geworden, dat hij zijne avonden boven doorbracht.
En zelfs nù, op dezen feestdag, wras hij, na 't diner direct naar z'n kantoor gegaan, om te ‘werken’, zooals 't heette!
In de stilte van 't huis hoorde zij hem echter rusteloos op en neer loopen.
Zou hij ook aan vroeger denken, aan 't vorig jaar, toen ze nog niet getrouwd waren? Zou hij zich ook zoo verlaten voelen?
Och, neen, mannen hebben hun werk, waarin zij opgaan, en Hans had 't altijd héél druk. Hij dacht alleen aan z'n zaken, en de eene of andere moeilijkheid hield hem nu zeker weer bezig.
Ze luisterde naar z'n stappen, of die haar zeggen konden, wat er in hem omging.
Zou hij er dan werkelijk niet aan denken, dat 't vandaag de eerste verjaardag van hun' trouwdag was? Hij, die er zoo van hield de herinneringsdagen feestelijk te herdenken!
Hoe had hij haar, na 't eerste halfjaar gelukgewenscht en hun huisje overal met bloemen versierd! Toen was't feest en nu -.
Aan haar dacht hij stellig niet; dat zij zich eenzaam voelde, kwam zeker niet in hem op.
Hij moest eens weten, hoe diep rampzalig zij zich voelde!
Zou hij dan komen, haar in z'n armen nemen, als vroeger, en zachte, lieve woorden fluisteren?
O, hoé verlangde ze naar een enkel woord van liefde!
Waarom kwam hij nu toch niet; hij was toch haar man en zoolang zij zich herinneren kon, had hij steeds alles gedaan, wat háár geluk kon geven. Waarom bleet hij dan nù weg?
Ze luisterde en 't was, alsof eene zachte stem haar 't antwoord toefluisterde; dat zij hem immers zelf verjaagd had!
Die stem, zij hoorde haar opeens weer, zooals die op den trouwdag tot haar gesproken had.
‘Kindlief, van alle kanten strooien ze bloemen en wenschen je geluk, altijd maar meer geluk!
Je denkt nu, dat je er bent, dat je 't geluk nu voor altijd hebt, dat 't je toekomt.
Maar heb je er ook wel eens bij gedacht, dat nu 't moeilijkste voor je beginnen gaat, dat 't er nu op aankomt 't geluk te behouden? Want 't gaat er mee, als met eene plant; zonder goede verzorging sterft ze!
Denk er aan, dat de schoone geluksplant vooral aan joù zorg wordt toevertrouwd; 't teerste werk is voor de vrouw!’
Ze had toèn niet veel acht geslagen op Grootvaders woorden, ze toen wat zwaar op de hand gevonden, doch nu kwamen ze weèr tot haar en nù begreep zij den ernst er van,
Had zij haar geluk goed verzorgd? Had zij alles gedaan, om zijn leven zonnig te maken.
Als hij moe van 't werken van zijn kantoor kwam en de heerlijke uurtjes in hun gezellige huiskamer eene vergoeding zouden zijn voor z'n zorgen voor haar, dan had zij hem verjaagd!
Ja, 't was háár schuld!
Maar nu was 't te laat; ze had eerder tot inzicht moeten komen. Ze had dien grooten schat van liefde roekeloos verspeeld!