die zelve geen abonné of abonnée zijn, kunnen dus niet verwachten langs een anderen dan den correspondentie-weg te worden beantwoord. Wanneer zij door leesgezelschapkring, of samen-lezen, of op welke wijze dan ook, gelegenheid kunnen vinden de correspondentie-rubriek te volgen, dan is de redactrice bereid hen dáárin te beantwoorden.
Op dezen regel wordt voortaan géén uitzondering meer gemaakt, en afzonderlijke nommers, correspondentie-antwoorden aan niet-abonné's behelzend, worden niet meer toegezonden.
Redactrice.
P.S. Het spreekt van zelf, dat deze regel alleen geldt voor eerstbeginnenden, èn voor briefschrijvers die in de corr: rubriek thuishooren.
Drenthina. - Ja, het is jammer, dat gij niet hebt geantwoord op de vraag van Ida. Ik kan echter best begrijpen, dat drukke bezigheden U daarvan terug houden. Hoe ik-zelve daarover denk, heb ik intusschen reeds gezegd in de gedachtenwisseling aan haar, en zult gij dus reeds daar hebben gelezen. - In hoofdzaak ben ik 't met U eens, vooral waar gij schrijft over het gefluister van ‘men’, dat veel erger is en veel meer kwaad uitstrooit, dan wanneer de betrokkene alles eerlijk opbiecht aan zijn meisje. - Ja, natuurlijk herinner ik mij héél goed den naam van Uw man uit mijn geboorteplaats. Zelfs weet ik, dat er o.a. een jongen op de H.B.-school ging van dien naam, die bekend stond als héél vlug van hoofd en die, meen ik, de bezitter was van een zwarten krullebol. Maar of dat Uw man is of een ander weet ik naturlijk niet, want, als ik mij niet vergis, waren er meerderen van dien naam. En Uw huis? Nu, of ik mij dat herinner. - Woont daar in diezelfde straat nog steeds een contiseur? - Zeker, de stad is heel lief, en het mooie bosch herinner ik mij zoo goed. - Ik heb er zoovéél voetstappen staan! Want ik vond het altijd heerlijk te wandelen met mijn vader. Na ons vertrek kwam ik er nooit terug, omdat de herinnering aan wat niet meer is mij te veel pijn zou doen, geloof ik. - Ons huis is ook zoo geheel en al veranderd, verkleind, verbouwd, enz. - Ik heb er nog een teekening van gekregen van iemand, maar het heeft niets meer van ons eigen onvergetelijk thuis. - De stad zelve is, geloof ik, veel veranderd en levendiger geworden door het zooveel grootere garnizoen. Dat was er niet in onze dagen. -
Dat ik Uw vraag of advertentie nog niet plaatste, heeft tot reden, dat ik niet precies begrijp wat gij bedoelt.
Wenscht gij iemand in huis te nemen ter opleiding in 't huishouden, en onder welke voorwaarden dan? Zoo gij dit in een vraag of ingezonden stukje wilt duidelijk maken, zal ik gaarne voorde plaatsing ervan zorgen. Te veel moeite is mij dat volstrekt niet.
Tobia. - Hoe-ik-zelve denk over Kinderen van mevrouw Boudier - Bakker, hebt gij reeds kunnen lezen in de Lelie in de boekbeschouwing. Dat gij dus dit boek hebt gekozen indertijd voor Uw prijsvraag, deed mij veel genoegen. Maar niet aan mij komt Uw dank toe maar aan den uitgever. Voor Uw instemming met den inhoud van de Lelie en met mijn werk daarin, betuig ik U mijnerzijds mijn vriendelijken dank. En ik geloof dat het bijzonder waar is, wat gij dienaangaande nog schrijft:
‘Wanneer men steeds weer hoort hoe jammerlijk de vrouw wordt behandeld door den man, dan gaat men zich tenslotte verbeelden dat het waar is.’ Juist zoo is het. En wanneer men dan tegelijkertijd ziet hoe de meeste meisjes en vrouwen met dat al den eersten den besten man, dien ze kans zien in te palmen, gaarne nemen, dan kan men wel begrijpen hoe weinig er wáár is van dien voorgewenden afkeer van het mannelijk geslacht. Echter als men hem dan eenmaal hééft en bedankt voor de plichten van 't huwelijk, dan herinnert men zich opeens weer de fraaie feministische theoriën, en gaat zich inbeelden een zeer verongelijkt schepsel te zijn. Dat de lezing van die bewuste dame de menschen tot tegenstanders maakte van vrouwenkiesrecht in plaats van tot voorstanders, vind ik erg vermakelijk, maar gegeven haar man-wijvig-achtig optreden verwondert mij dat van die persoon allerminst.
Mevrouw A.C.K. te A. - Het komt er niets op aan dat Uw schrijven komt ‘als mosterd na den maaltijd.’ Want het deed mij veel genoegen, en daarom ben ik blij dat gij toch nog schreeft. Dierenliefhebbers zijn mij namelijk zoo sympathiek. En dat gij zoo over Uw hondje schrijft en over den troost dien hij U geeft, begreep ik zoo volkomen. Wij, mijn vriendin en ik, zeggen zoo dikwijls: De menschen weten niet wat wij aan onze honden hebben, hoe zij met ons meeleven, deelen in ons lief en leed. -
Ik ben gelukkiger dan U, want ik heb zóóveel liefde gevonden in mijn interieur, dat ik mij wél bevoorrecht mag achten, maar ik weet te véél van het leven uit eigen ervaring, om Uw bitteren uitval over de menschen te kunnen begrijpen, al geloof ik dat zij ook wel weer meevallen soms. De hoofdzaak is maar dat men leert niet te véél te verwachten van hen, en te bedenken dat men-zelf ook dikwijls niet goed handelt, dan begint men er een anderen kijk op te krijgen. Maar met dat al hebt gij er zoo gelijk in, waar gij schrijft van de dieren: Zij bedriegen niet; van hen krijgt men zuivere onvervalschte liefde, èn liefde die geen mensch zóó onbaatzuchtig ons ooit geeft! Woord voor woord ben ik dat met U eens. - Van onze ontmoeting bij Uw nicht kan ik mij niets herinneren. Zij had dikwijls iemand bij zich geloof ik; dat was een lieve sympathieke vrouw, en dunkt mij een aardig gelukkig huishouden.
Wilt gij mij nu nog het groote genoegen doen mij bij gelegenheid eens te melden of Uw beide papagaaien samen in één kooi zijn, en zoo ja, of gij ze tegelijkertijd hebt genomen of na elkaar. Gij moet namelijk weten dat wij het leven van onze Kaatje zoo heel eenzaam vinden, als wij uit zijn met onze honden vooral, maar zelfs in huis. Hij kan, als de honden spelen en blaffen, zoo jaloersch komen kijken in zijn kooi en meekraaien, alsof hij dolgraag wou meedoen. En wij hebben er daarom dikwijls van gesproken hem een kameraadje te geven bij hem, maar wij zijn bang dat zij elkaar zullen bijten of krabben, en vinden het niet raadzaam een koopman in vogels om raad te vragen, want het is zijn voordeel te zeggen: Het kan gerust geprobeerd worden. ‘Kaatje’ is, ondanks den naam, een ‘hij’, een allerliefst, vroolijk, gezellig babbelend dier. - Zijn de Uwe uit West-Indië? Men heeft mij gezegd, dat die niet willen praten, is dat zoo? - U ziet dat Uw brief mij héél welkom was. De beschuldiging van ‘ziekelijk’ doet mij altijd schouderophalend glimlachen. - Ik vind de lielde van zooveel vrouwen voor haar mooie meubels en mooi porcelein en schoone loopers vrij wat ziekelijker, en, zooals ik reeds zoo dikwijls heb gezegd in de Lelie, de menschen, die zoo praten, weten zelf niet hoe arm ze zijn bij ons vergeleken. Overigens, als ze ons uitschelden voor ziekelijk, dan hoort er nog bij, dat we oude-juffrouw-achtig-zijn, hetgeen op U niet toepasselijk is, maar mij heel koud laat. Oude-juffrouwachtig, mij ook goed; ik zal 't er niet om laten.
Clio. - Zoo dikwijls als U mij wilt schrijven, zoo aangenaam zal het mij zijn. Uw vriendelijke woorden over de Lelie deden mij natuurlijk véél genoegen. Wat de recensies van de Meester aangaat, U kunt toch wèl begrijpen dat deze, die met Jeanne Reyneke van Stuwe en haar man de redactie vormt van De Nieuwe Gids natuurlijk haar honing om den mond smeert. Daarvoor brengt hij zijn novelletjes dan weer onder in dat tijdschriftje, enz. enz.
Het leege Leven beoordeelde ik-zelve reeds en neem die recensie in de Lelie op; dat het een mislukte navolging is van Couperus Kleine Zielen, trof mij dadelijk. Juist echter omdat mijn meening eerlijk en oprecht is en pal staat tegenover het geknoei van mijn collega's recensenten, zal het U hoop ik niet al te zeer tegenvallen, dat ik het bewuste boek - U begrijpt mij wel - niet gunstig beoordeelde in het Soer. Handelsblad. - Ik kan daaraan niets doen; het viel mij tegen: de schrijfster kan véel beter, getuige haar vorig werk. Ja, het is merkwaardig, dat men nooit iets mag zeggen, of er zijn altijd menschen die uit den hoek komen met een beleedigd: Daarmee meent U mijn stand, mijn beroep! - Uw uitdrukking: wat een marktgeschreeuw, neem ik dan ook over. Want zoo is het.
L.B. te Z. - Ik vind het heel aardig eindelijk