niet alleen voorkomen in pensions, maar in alle omstandigheden waaronder jongelui van beider geslacht samenkomen - als het meisje van die kracht is Ik voor mij heb dat ten minste overal elders evengoed bijgewoond als in pensions, en ik geloof ook, eerlijk gezegd, dat zulke ‘gebroken harten’ nog al gauw weer heelen, zoodra er maar weer 'n nieuwe meneer komt opdagen - Gij zult mij antwoorden, dat het meer intieme van pension-samen-leven meer aanleiding geeft tot zulke dingen, maar dat ook ligt dan toch aan het meisje zelf. Een meisje, dat zich dadelijk met elken man, die met haar in pension is, zóó familiaar maakt en gedraagt, heeft het dan toch ook wel een beetje aan haar eigen gedrag te wijten als zij voor den gek wordt gehouden, en ik vind b.v zulke intimiteiten als van Hulzen schildert in In hooge Regionen beneden de waardigheid van een wezenlijkgedistingeerde jonge vrouw, die ergens moederziel alleen in een pension woont. 't Spreekt overigens van-zelf dat iemand, die een heer op zoo'n wijze dagelijksch ontmoet, ook wel eens in allen ernst en in dieperen zin hem kan liefkrijgen zonder dat hij-zelf daartoe aanleiding gaf, maar dat zijn van die dingen die onder geen omstandigheden zijn te vermijden, want, als het lot zoo iets wil, dan kan dat zelfde ook elders gebeuren. En ik ben 't met U eens, dat een alleen-dames-pension over 't geheel vreeselijk suf en saai is, om niet te spreken van de kletserij aan tafel, van het discours dat alleen handelt over meiden en ziekten ('t laatste bij voorkeur) over de verwaarloozing van toilet enz., enz Ook dáárvan heb ik ondervinding, en ik kan U verzekeren dat die van zulk een aard is, dat ik mij van alleen-dames pensions altijd verre houd. Nooit heb ik meer vuile, zwarte omslag-doeken aan het diner, meer onsmakelijke verhalen van ongesteldheden, meer hatelijkheden en jalouzien bijgewoond, dan wanneer dames in een pension onder elkaar zijn, en zich dus niet meer geneeren voor
het andere geslacht.
Het verwondert mij, dat gij mij in dat door U bedoelde pension nooit hebt gezien, want mijn kamer zag uit op de straat, en ik ging dagelijks uit, en was dus te bezichtigen van uit de ramen van het huis, waar gij hebt gelogeerd, en waar de familie véél op het balcon placht te zitten des zomers - Met mejuffrouw Reijers woon ik nog steeds samen.
Neen, ‘heimwee’ naar ons land heb ik geenzins; ik houd te véél van reizen om dat gevoel te kennen. Maar toch ben ik hier slechts tijdelijk en kom dezen zomer voor goed terug. Wat het mooie van de natuur in Montreux aangaat, zeker héél Zwitserland is zóó heerlijk-bevoorrecht, dat men ook van deze streken niets dan goeds kan zeggen. Maar de meening van dien neef van U, dat hij denatuur nergens zoo mooi vindt als hier, en elk jaar hierheen zou willen gaan, kan ik niet deelen. - Ik voor mij vind, om bij Zwitserland alleen te blijven, en het Berner-Oberland en het Engadin véél sympathieker nog, om van de Riviera en Italie niet eens te spreken. Zelfs in Duitschland ken ik gedeelten, o.a. Silesie, die mij nog lieflijker aandoen dan Montreux. - Ik moet er echter bijvoegen dat ik niet houd van de zee, en dat de grootte van het meer van Geneve mij soms, vooral bij onstuimig weer en donkere dagen, daaraan te veel herinnert. - Natuurlijk als men naar boven gaat, naar Caux en naar Zweisimmen, dan heeft men dadelijk het heerlijke bergland. - En dan het klimaat! De volslagen afwezigheid van wind is goddelijk Wij kozen deze streek juist om die reden, en zijn in dat opzicht dan ook zeer tevreden, ofschoon wij het natuurlijk niet treffen met zulk een buitensporig strengen winter. Maar daaraan is niets te doen, en wij hebben vóór op andere gedeelten van Europa, dat onze dagen wèl koud maar bijna altijd zonnig, helder, en vriendelijk zijn, en zonder guren Oostenwind of vochtige nevels. -
Ik ben blij dat de Lelie-correspondentie met U en met anderen U interesseert en, zooals gij ziet, heb ik U niet al te lang laten wachten op antwoord, omdat gij daarnaar zoo verlangt. Het is mij nooit te veel; gij behoeft U nooit te excuseeren daarover. -
Rjucht. - Ik heb geen lust in herhalingen te vallen door U nogmaals te antwoorden. Gij weet nu hoe ik er over denk, en de wijze waarop gij Uw brief inkleedt is bovendien van dien aard, dat ik mij niet verder met U kan inlaten vóór gij een behoorlijker toon aanslaat.
E.L.S. te Z - Ik heb U, aangaande Uw bijdrage, reeds beantwoord in de Lelie en wil thans Uw brief een beurt geven. - Ik ben het volkomen met U eens, dat quasi-voorname menschen gewoonlijk 't meest burgerlijk zijn van alle categorieën ter wereld, om de zeer eenvoudige reden, dat zij altijd bang zijn zichzelf ‘weg te gooien’ door hun opgeplakte voornaamheid niet genoeg te laten luchten. Ik voor mij kan den dommen trots van zekere aristocraten nog beter verdragen dan de blufferigheid van geld-menschen, die zich inbeelden, dat het voornaam en deftig staat zich allerlei airs te geven tegen diegenen, tot wier stand zij zelf gansch en al behooren, en die alleen wat minder gelukkig zijn geweest in 't fortuin maken, dan zij zelf. - In dat opzicht behoeft gij U zelf dan ook niet mijnentwege te ontdoen van ‘een grootheid die gij niet hebt’, want ik kan U de verzekering geven, dat ik precies evenveel achting heb voor iemand die aan 't hoofd staat van een zaak als voor eene, die het filiaal ervan beheert. Alles komt aan op de innerlijke beschaving.
- Ja, natuurlijk kan men ook veel te veel tijd besteden aan het toilet, en zeker zijn er wel dames die dat doen, maar ik ben tegenwoordig zoo ver, dat ik een jong-meisje, dal er te véél tijd aan wijdt, nog sympathieker vind dan eene die zich verslonst, zooals onder de moderne vrouwen mode is - Het is treurig in dat opzicht te zien, wat er van het jonge geslacht terecht komt. - Maar zeer zeker, dat is volkomen waar, het behoeft geenzins altijd kostbaar te zijn om mooi te wezen. Integendeel. Een eenvoudig toilet kleedt dikwijls - speciaal jongere vrouwen - veel beter dan opschik van gitten en kralen en linten en strikken. Ik ken niets lieflijkers dan een frisch jong meisje in een rose of blauw katoenen japonnetje, een ceintuur van bijpassend lint om 't middel en een aardigen stroohoed met een paar bloemen erop op haar hoofd. - Zoo ook kan men 's winters allerlei nette en goed-staande en toch allesbehalve kostbare huistoiletten bedenken. De grootste kostbaarheid zit 'm overigens dikwijls in de coupe, en ik moet bekennen, dat ik dáárvoor graag goed betaal, want een slecht-zittende japon is altijd leelijk en een ergernis al kleurt zij nog zoo goed bij je, en al is de stof nog zoo naar je zin. - Ik vind in het laatste gedeelte van Uw brief zoovéél waarheid, dat ik het onder de gedachtenwisselingen opneem, in het vertrouwen, dat gij daartegen geen bezwaar zult hebben.
Mevrouw uit T.... - Ik begrijp, dat U 't niet prettig zoudt vinden herkend te worden, en, omdat U geen pseudoniem opgeeft, heb ik nu zelve er maar een voor U gemaakt, in de hoop, dat U het zult begrijpen. - Uw vriendelijk schrijven, bij gelegenheid van Nieuwjaar, deed mij zoo heel veel genoegen, omdat ik in zoo lang niets van U had gehoord, en omdat ik aan U zulk een sympathieke herinnering heb behouden. Ik wil U heel eerlijk vertellen wáárom. Omdat ik 't zoo ontzaggelijk fijngevoelig in U vond, bij die gelegenheid, U weet wel, mij die bloemen te doen brengen aan de deur voor die zieke dame. - U kwam bij mij vervuld met U-zelve, en de omstandigheden maakten, dat ik U bijna kort moest afwijzen; en dat U toen later op dien inval kwam van die bloemen voor die zieke, gaf mij zulk een doorslaand bewijs van Uw fijngevoeligheid; ook dat U voor onze Marie die attenties hadt, trok mij zoo tot U aan Zulke ‘kleinigheden’ (in de oogen van de menschen die er zelf niet aan doen uit gierigheid of uit onverschilligheid zijn zulke attenties gemakshalve ‘kleinigheden’) zijn mij altijd het beste bewijs van een innerlijkbeschaafde en aan-anderen-denkende natuur. Want het is wezenlijk treurig op te merken, hoe akelig egoïst de meeste menschen zijn, door 't leven gaande zonder zich ook maar ooit te verdiepen in die dingen, die zoo gemakkelijk dikwijls zijn te doen om een ander het leven te veraangenamen, die hen zoo weinig zouden kosten, maar waaraan zij eenvoudig niet denken, omdat hun gedachtengang alleen draait om het eigen lieve-ik, en om niets anders ter wereld. Juist dat U, terwijl U zelve verdriet hadt van zoo ernstigen aard, op een zoo kiesche wijze iets bedacht, om mij genoegen te geven langs dien weg, gaf mij een gevoel van groote sympathie voor U. Ook de bewuste zieke vond het een allerliefst idee. Neen, zij is helaas niet hersteld, maar,