wenschen te over in den boezem schuilen van de arbeiders, die op verwezenlijking wachten: algemeen kiesrecht, verzekering tegen ouderdom en invaliditeit, arbeidsbeurzen, kostelooze opleiding aan hoogere inrichtingen. De ‘Vrouwenbeweging’ wil niet achterwege blijven en biedt ons op haar vergaderingen een lijstje van hare wenschen aan.
De onderwijzers vragen om meer invloed in de school en wijziging van artikel 21 van de onderwijswet, een betere opleiding, hooger bezoldiging. De corporatie ‘Volksonderwijs’ tracht het subsidiestelsel uit te breiden en ook toe te passen op vak- en middelbare scholen, ijvert voor vacantiekolonies, schoolbaden, voeding en kleeding aan behoeftige leerlingen. Dan staan daar de landbouwers met hun verzoekschriften, de middenstand met zijn klachten, de handelsvereenigingen met haar enquêtecommissies, het spoorwegpersoneel met zijn grieven, de bond van ambtenaren ter secretarie met zijn wenschen.
Waarlijk, om al die ontevredenheid weg te nemen, dat vereischt reuzenkracht, dat vereischt veel geld, veel overleggingen, veel geduld en - vooral - veel wijs beleid. We hopen, dat langs den weg der evolutie voor gansche categorieën den tijd aanbreekt, waarin ze zich zoo graag nu reeds verplaatsen.
Of er dan echter niets meer te wenschen overblijft? Niemand, die zoo iets zou willen beweren! De Maatschappij zal altijd een machine blijven, waaraan nog wat te herstellen en te veranderen valt, en de geluksstaat is een illusie, schoon, maar onbereikbaar.
‘Wie is gelukkig?’ schreven we aan 't hoofd van dit opstel! De ontevredenheid in alle klassen, in alle betrekkingen, de onvoldaanheid op elken leeftijd zou haast aanleiding geven tot het antwoord:
‘Alles roept om verandering!’
De ziekten, de zorgen, de tegenspoeden en teleurstellingen, die de een meer de ander minder moet dragen in zijn leven, de rampen van allerlei aard, waardoor in den laatsten tijd gansche volken, steden en dorpen worden getroffen, dringen iemand, wien deze vraag gedaan wordt, het woord van Solon op de lippen: ‘Niemand is gelukkig voor zijn dood!’
Vraag het aan de machtigen der aarde, den keizer van Oostenrijk, den onbeperkten gebieder van Rusland, of zij gelukkig zijn. Loubet had meer dan genoeg van een leven als president van Frankrijk. Hoe invloedrijk hij mocht zijn, hoe gevleid en bewonderd, toch bedankte hij voor de hooge eer, opnieuw verkozen te worden.
Zou de Rijkskanselier Bismarck, de minister-president Dr. Kuiper, zou zich Gladstone gelukkig achten, toen hun de hoogste graad in 't bewind, de plaats naast den vorst was toevertrouwd? Overal verdachtmakingen, overal benijders en politieke vijanden, altijd bespied, beoordeeld na elk woord, dat ze in 't openbaar spraken of schreven. Men heeft het uit den mond van meer dan een raadsman der Kroon gehoord, dat de uren, waarop ze door de vergadering werden toegejuicht, door den vorst geprezen, met titels en ridderorden werden beloond, niet de gelukkigste van hun leven waren, maar die stonden, die ze in den kleinen kring van 't eigen gezin doorbrachten, verlost van den dwang der etiquette, buiten het bereik van pers en critiek, vol van het bewustzijn, dat ze zich kunnen voordoen, zooals ze werkelijk zijn.
Rijkdom, een leven vol genietingen zonder inspanning, dat schijnt in veler oogen het geluk mee te brengen Zeker, wie over veel geld beschikt, kan zich heel wat veroorloven, wat een minder bedeelde moet ontberen of nalaten. Hij reist voor zijn genoegen, waarheen hij wil, leest, eet en drinkt, waarop zijn keuze valt. Zoo hij een hart heeft voor de nooden zijner medemenschen, is het hem een genot liefdadige instellingen geldelijk te steunen, bij rampen in de volle beurs te tasten, arme, doch hoog begaafde wezens te laten leeren. Of het ware geluk in een reeks van ontspanningen, in een leven te midden van weelde, in weldoen te vinden is, mag men gerust betwijfelen.
Hoeveel verholen leed huist er dikwijls niet achter de hooge spiegelruiten van een villa, en hoeveel waarachtig geluk kan het deel zijn van de eenvoudigste kluis. Zoo min het kapitaal - zonder meer - iemand gelukkig maakt, hij zij een philantroop als Dr. Barnard en wijs als Salomo, zoo min sluit het woord ‘arm’ het begrip ongelukkig in.
In menig nederig vertrek, waarin een geest van onderlinge waardeering voor elkanders werkkring woont, waarin men elkaar vriendelijk bejegent, waar de vrouw den tact bezit, met weinig hulpmiddelen een gezelligheid te brengen, die men in de paleizen der rijken tevergeefs zoekt, daar wordt het gemis aan kostbare kleeren, pronkkamers en uitspanningen niet gevoeld. Een echt vrouwelijk instinct weet door kleinigheden den man zijn tehuis behagelijk te maken, het sobere maal