De Hollandsche Lelie. Jaargang 20
(1906-1907)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdCorrespondentie van de redactie met de abonnésDe redactrice van de Holl: Lelie brengt ter kennis van de lezers van dit Blad, dat zij géén manuscripten, of brieven, haar naar aanleiding der redactie-aangelegenheden toegezonden door niet-abonnés, kan beantwoorden langs particulieren weg. De correspondentie in dit Blad dient zoowel tot de beantwoording van brieven, als tot de mededeelingen betreffende aangenomen en geweigerde bijdragen, en zij, die zelve geen abonné of abonnée zijn, kunnen dus niet verwachten langs een anderen dan den correspondentie-weg te worden beantwoord. Wanneer zij door leesgezelschapkring, of samen-lezen, of op welke wijze dan ook, gelegenheid kunnen vinden de correspondentie-rubriek te volgen, dan is de redactrice bereid hen dáárin te beantwoorden. Op dezen regel wordt voortaan géén uitzondering meer gemaakt, en afzonderlijke nommers, correspondentie-antwoorden aan niet-abonné's behelzend, worden niet meer toegezonden. Redactrice. P.S. Het spreekt van zelf, dat deze regel alleen geldt voor eerstbeginnenden, én voor briefschrijvers die in de corr: rubriek thuishooren. | |
[pagina 543]
| |
Bericht over aangenomen en geweigerde bijdragen.Ga naar voetnoot*)Juvenius. - Uw beschouwing over Querido plaats ik dezer dagen zeer gaarne. - Uw gedichtje wil ik eveneens met genoegen plaatsen. Voor Uw vriendelijk begeleidend schrijven, veel dank. Wat het slot daarvan betreft, ja mèt U geloof ik, dat er een gelukkige kentering komt tegen die ‘gekkenhuis litteratuur,’ zooals gij zeer terecht de dolhuispraat van den ex-diamantwerker noemt. - Voor de aardigheid zal ik hetgeen Het Nieuws van den Dag voor Ned: Indie dienaangaande schreef, in een welgemikt hoofdartikel aan het adres van Querido, nog eens in de Lelie overnemen. Het doet inderdaad goed als de opkomende generatie waartoe gij behoort zich hoe langer hoe meer keert tegen dezen wansmaak. -
H.v.Z. - Uw gedicht eindigt: Maar als 'k jou zachte wangen streelde,
En jij me wel een hand woudt geven
Lief kind - dan werd ik woordeloos.
Ach mijn waarde - ik wenschte dat gij ‘woordeloos’ waart gebleven, inplaats van mij te vervolgen met dat schoone product Uwer dichtgave, waarvoor ik nog extra vijftien cent strafport heb kunnen betalen, omdat gij het niet noodig hebt geacht U tenminste behoorlijk van mijn adres op de hoogte te stellen, alvorens mij lastig te vallen. - Want gij zult mij ten goede houden, dat ik dit werkwoord toepasselijk acht op zendingen als de Uwe van niet-abonné's, zoo weinig op de hoogte van mijn adres, dat zij blijkbaar niet lezen wat ruim een half jaar daarin staat aangekondigd. - Als het U zoo weinig der moeite waard is notitie te nemen van den inhoud der Lelie, waarom vindt gij haar dan wèl goed genoeg voor Uw dichterlijke ontboezemingen? Zet die dan liever in de bladen die gij wèl leest, of nog beter, wijdt U aan Uw vak, dat gij mij zoo plechtig meedeelt onder aan Uw briefje, want ik denk, dat het vervullen van die taak nuttiger bezigheid is voor U, dan het vervaardigen van verzen, waarin gij op ‘bloote voeten plast’ (stel U voor dat Uw leerlingen U zoo tegenkomen) met ‘sprookjes-feen’, die eerst ‘sluike haren’ hebben, welke een oogenblik later ineens ‘golven’! En dergelijke merkwaardige toestanden méér. - In de Lelie is voor zulke nonsens geen plaats. -
C. Eersteling. - Het mij toegezonden stukje wil ik liever niet plaatsen, en het is nog van te weinig beteekenis om daarnaar een oordeel te vellen over Uw aanleg. Zendt dus mij maar eens wat meer; ik wil U graag helpen en van dienst zijn. -
Alices-vacantie. - Gij geeft geen pseudoniem op, dus neem ik maar den titel van Uw stukje. - Met alle genoegen wil ik U mijn oordeel zeggen en van dienst zijn, maar ik hoop dat het U niet àl te veel zal teleurstellen, wanneer ik U vertel, dat dit schetsje nog héél conventioneel is en van gedachte en van stijl en van inhoud. - Gij gebruikt nog zoo recht de conventioneele woorden voor elk ding: tengere gestalten, gouden zonnestralen, enz., enz. En ook de inhoud van Uw novelle is noch oorspronkelijk van vinding noch van stijl. - Zijt gij wellicht nog héél jong? Uw werk maakt den indruk van een school-opstel, zoo iets alsof aan de kinderen was opgegeven als onderwerp: ‘Een vacantie’. - Hoe dat zij, laat mijn oordeel U niet afschrikken mij nogmaals iets ter beoordeeling te zenden; ik kan dan beter uitmaken wat ik van U denk, dan nu na een enkele schets. -
Veritas. - Het idee van Uw ‘onmaatschappelijk’ (dramatische schets) ben ik geheel en al met U eens, maar ik vind de uitvoering niet geschikt voor opname; het slot vooral is zoo onnatuurlijk, die dokter die binnenkomt en ‘hem dood vindt en haar bewusteloos’. 't Gaat zoo anders toe in de werkelijkheid; je valt nooit flauw op zulke treffende momenten, en nog veel minder gaat de ander dan precies dood ook nog. - Het heeft daardoor te weinig van 'n ‘dramatische schets’, en dit moet het toch zijn; de bedoeling: het protest tegen de zaak kijkt al te duidelijk om den hoek. Maak dan liever een beschouwing, een artikel over die questie. -
E.L.S. te Z. - Ik hoop dat gij U-zelve herkennen zult, als ik U meedeel dat ik Uw bijdrage Iets over kleeding, voedsel, beschaafdheid en beleefdheid gaarne aanneem als hoofdartikel. De andere, de kleinere schetjes in het andere cahier, vind ik nog wat onbeduidend voor opname. - Wat Uw brief betreft, dien beantwoord ik later op een andere plaats. -
P.B. - Ditmaal wil ik Uw bijdragen uit Uw omnibus liever niet opnemen, en bij den grooten voorraad poezie is er voor deze vertaalde gedichtjes geen plaats. - Over ‘Gotz Krafft’ zie later corr:
Salome. - De bijdrage Kinderzieltje neem ik aan. -
B. - Ik wil heel gaarne met U in de Lelie correspondeeren als gij U daartoe geneigd voelt, en ik kan Uw eenzaam gevoel mij best voorstellen, want vrienden aan wien men waarlijk iets hééft zijn dun gezaaid. - Ook ben ik het met U eens, dat in zulke tijden van eenzaamheid boeken onze beste vrienden worden dikwijls; zelf heb ik die tijden óók wel doorleefd, en kan U in dat opzicht volkomen navoelen. Tot mijn spijt vind ik Uw sonnetten nog niet geschikt tot den druk; gij zijt nog veel te weinig zeker van Uw vorm, en vervalt daardoor nog te voortdurend in onbeholpenheid. -
Janna. - Ofschoon ik meen, dat het U reeds is gemeld in de corr:, wil ik U zekerheidshalve nogmaals berichten, dat Uw bijdrage Strijd is aangenomen. -
Veritatis Amicus. - Ja, het stuk over Staatkunde en Religie neem ik aan, en ik ben het met U eens, dat het in dit geval zeer goed kan geplaatst worden onder pseudoniem, omdat het betrekking heeft op toestanden niet op personen. -
Thelma. - Uw schetsje is al tè onbeduidend voor opname. -
Stella Mare. - Uw nieuwe schets in dank ontvangen ter plaatsing. -
Eugenie. - Ja, dergelijke vertalingen neem ik inderdaad gaarne aan; ze worden dus natuurlijk beiden geplaatst. -
Moeder I. - Uw beide bijdragen neem ik aan. Naar het Leven vind ik uitstekend geteekend; levendig afgezien van de werkelijkheid; ik had er echter gaarne nog wat méér slot aan gezien. De andere bijdrage is zeer geschikt als hoofdartikel, maar met Uw opdracht aan mij er een slot aan te maken kan ik mij slecht vereenigen. Voor dézen keer wil ik 't gaarne doen, maar in het vervolg moogt gij er U niet zoo gemakkelijk van af maken. - Het is voor mij gemakkelijker zelf iets te vervaardigen, dan aan de gedachten van een ander een slot te denken Intusschen, deze keer zal ik 't nu maar doen, omdat U 't bent. -
R. Lieftinck. - Uw bijdrage plaats ik gaarne. - Ik wist niet dat gij onder dit pseudoniem een kinderboek in de wereld hebt gezonden verleden jaar, want de kinderboeken werden aan dat Blad niet door mij beoordeeld, zoodat het boek nooit in mijn handen is gekomen. -
A.R. - De Indische schets II plaats ik weder. -
M.J.M. - Gij geeft geen pseudoniem op, maar zult U-zelve hoop ik wel herkennen hierin - Neen ‘kwalijknemen’ doe ik 't geenszins dat gij mij schrijft en om raad vraagt, en ook wil ik U gáárne helpen. Maar om dat te kunnen doen, moet ik nog eerst wat méér werk van U zien dan de twee gezonden gedichtjes, die nog niet getuigen van oorspronkelijkheid of van juisten vorm. - Neen, zulke afwijkingen als die, welke gij opnoemt, kunt gij U nog niet veroorloven; daarvoor moet men eerst een wezenlijk dichter zijn, iemand van beteekenis, die dáárdoor 't recht verkrijgt zichzelf een of andere zoogenaamde dichterlijke vrijheid te veroorlooven; (ik bedoel trooster in plaats van troosteresse). Vindt gij-zelve niet dat het leelijk klinkt, waar gij spreekt van Uw vreugde over zoo iets lieflijks als zonneschijn, dat uit te drukken door: Doet mij tieren, zingen. -
| |
[pagina 544]
| |
Zingen is de juiste uitdrukking, maar bij tieren denkt men aan een booze achterbuurt-vrouw, en geenzins aan een door de vriendelijke zon geïnspireerd opgewekt jongmeisje. - Zoo ook is er geen reden tot de invoeging: ‘Toch’ in den tweeden regel van het eerste couplet van O zonnegloed: O zonnegloed, o zonnegloed
Toch doet ge mij het harte goed -
- Het is héel natuurlijk, nietwaar, dat de zon goed-doet. Daarom is dat toch hier een nutteloos en overbodig stopwoord zonder zin. - Echter vind ik het heel natuurlijk, dat gij op Uwen leeftijd nog niet in staat zijt tot het maken van heelbijzondere gedichten, en daarom moet gij U ook maar niet dadelijk laten afschrikken, en moet blijven zien op de door U-zelve gekozen voorbeelden, waaruit gij nog heel veel kunt leeren. Laat U nu echter niet verleiden tot nadoen van zulke verzen, want wat dáár oorspronkelijk is, eigen doorlééfde smart of vreugde, zou dan bij U worden nagemaakt en daardoor leelijk. Bezing niets anders dan wat gij-zelve waarachtig voelt, geen ingebeelde smarten of ingebeelde rouw of ingebeelde liefde. - Nogmaals, het is mij volstrekt niets te veel moeite U te blijven raden of helpen, -
M.V. te A. - Uw schetsen heb ik aangenomen, maar kunt gij niet wat méer levendigheid brengen in Uw stijl? B.v. Het slot van de eene schets ‘Toen rukte zij de paarlen van haar hals.’ ‘Toen ging men naar bed.’ Zulk voortdurend beginnen met ‘toen’ is leelijk en onbeholpen. -
M. - Kindergave plaats ik gaarne. - Gij vertelt levendig. -
Iris. - Uw schetsje vind ik zeer gevoelig, en plaats ik dus gaarne. -
Ende desespereert niet. - Uw St: Nicolaas-schets nam ik aan.
Hyacinthe. - Ik vind Twee vrienden minder geschikt, want het valt onder geen enkele rubriek, noch van schets, noch van novelle, noch van beschouwing.
Annie Nauta. - Uw twee schetsjes nam ik gaarne aan. -
C.K. - Wel verre van ‘mijn tijd noodeloos in beslag te nemen,’ deed Uw briefje en het manuscript naar Gerald Rendall mij integendeel veel genoegen. Zoo iets plaats ik namelijk gáárne. -
Jutéra. - Ik wil Uw schetsje Schoolmeisje wel plaatsen. Geluk is nu ook verschenen. Hebt gij het pres: ex: ontvangen? -
J.W. - De Gouden gedachten zijn ongeschikt tot plaatsing. - Wenscht gij ze terug dan s.v.p. postzegels zenden tot dat doel. -
Abata. - Ja zeker, gij moogt mij gerust alle Uwe gedichtjes ter beoordeeling zenden. Het is mij volstrekt niet te veel moeite. Integendeel, ik wil U graag raden en voorthelpen. Dit eene gedichtje, dat gij mij nu zondt, is nog te onvolkomen van vorm; gij zijt dikwijls in de war met de maat, en dan ook gebruikt gij nog zoovele conventioneele woorden als ‘lokkenpracht’, ‘jongeling’ enz. Laat U echter niet afschrikken door zulk een eersten keer. - Langere gedichten over een onderwerp als dat door U gekozene, zijn lang niet gemakkelijk; beproef het gerust nog eens.
M.P. - Vereering nam ik aan.
G.E. te H. - Menschenhater (vertaling) nam ik aan als feuilleton (wegens de lengte).
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
Nagekomen Correspondentie.Moeder I. - Om dezelfde reden van plaatsgebrek moet ik de beantwoording van Uw brief nog uitstellen.
Moeder II. - Uw tweede brief was mij even welkom als de eerste. Ik beantwoord U zoo spoedig mogelijk.
Excelsior. - Ook voor U geldt hetzelfde excuus van plaatsgebrek. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |
|