1. |
Parole poco pensate partano pena, pero pensa parlar poche parole.
Weinig-overdachte woorden baren moeite, men moet derhalve bedacht zijn om weinig te spreken. |
2. |
Chi ti qael che non suole, o t'ha ingannato o ingannar ti virole.
Wie anders met u handelt dan men gewoon is, heeft u reeds bedrogen, of hij wil u bedriegen. |
3. |
Vuoi non effere ingannato d'agli inimici cessa di fidarti agli amici.
Wilt gij van uwe vijanden niet bedrogen zijn, zoo laat af van op uwe vrienden te vertrouwen. |
4. |
Il vendicar si verso d'uno, serve de lettione agli altri per no effender lo.
De wraak, die op eenigen valt, verstrekt aan de anderen tot een les, om dengene niet te vertoornen, die wraak genomen heeft. |
5. |
Chi dice tutto quel che sa, schiavo d'altrui si fa.
Die alles zegt wat hij wreet, maakt zich slaaf van een ander. |
6. |
Megglio haver hoggi l'ovo che dimane gallina.
't Is beter vandaag het ei te hebben dan morgen het kuiken.
[Beter éen vogel in de hand dan tien in de lucht]. |
7. |
Chi tutto viol tutto perde.
Die alles begeert verliest alles.
[Die het onderste uit de kan wil hebben krijgt het deksel op den neus]. |
8. |
Il mondo e fatto per i savi & per i matti, ma li savi soli se ne prevagliano.
De wereld is voor de wijzen en de gekken gemaakt, maar 't zijn alleen de wijzen, die zich daarvan bedienen. |
9. |
Chi troppo abbraccia mulla stringe.
Die al te veel omslag maakt, slaagt niet wel. |
10. |
Non ti fidar mai più di quello che tu ai offeco una volta.
Vertrouw u nooit op dengene, dien gij eens beleedigd hebt. |
11. |
Felice e quello che non ha bisogno de nissuno e che sa operare in modo che tutti habbino bisogno di lui.
Gelukkig is hij, die niemand van noode heeft, en die het zoo weet te maken, dat ieder hem noodig heeft. |
S.K. FEITSMA.