enz, enz. Weet gij wááraan het ligt dat de meerderheid dezen zoo eenvoudigen en toch zoo heerlijken weg niet weet te gaan? Aan haar gebrek aan innerlijke bevrediging in het huwelijk. - Gij zijt in waarheid ‘gelukkig’-gehuwd. En dáárom kunt gij zoo leven als gij het van anderen met recht eischt het ook te doen. Wat echter zijn de meeste huwelijken anders, dan of een geheel toevallig oppervlakkig bij elkaar raken door bals en diners, vooral in de hoogere klassen, of een zich uit berekening verkoopen zijdens het meisje, dat graag wil trouwen omdat ze bang is te blijven zitten, omdat ze belust is op een man, een positie, geld, het een of ander maatschappelijk voordeel in een woord dat de man haar aanbrengt, terwijl deze zijnerzijds - zoo er niet evenzeer berekening in het spel is - in het beste geval zich meestal slechts laat beheerschen door een tijdelijke verliefdheid, een zinnenbegeerte, die alleen het lichaam ziet - en niet vraagt naar de ziel. -
Wat is natuurlijker dan dat zulke huwelijken leiden tot uithuizigheid, tot gebrek aan belangstelling in het gezinsleven, tot verwaarloozing van de intieme dagelijksche plichten der huisvrouw, die immers niet is gehuwd uit liefde maar veel meer uit egoisme. Wat is natuurlijker dan dat de hedendaagsche theorieën der moderne vrouw, die eigen-ik verheerlijken onder de schoonschijnende leuze: het heil der maatschappij, in zulke onvoldane gemoederen welig wortel schieten! - Juist dáárin zit 'm de groote fout, in het volslagen gemis aan eerlijk-mooie, waarachtige liefde-huwelijken. Elke vrouw die huwt uit mooie waarachtige liefde ziet die plicht aan haar man en haar gezin van zelve, uit instinct; geen mooie phrasen of theorieën zijn dan noodig haar te leeren wat zij doet van zelve: de maatschappij ten zegen zijn door den goeden invloed dien zij uitoefent op man en kinderen. -
Ik voor mij aarzel dan ook niet te verklaren, en elk huwelijk van de voorvechtsters onder de moderne vrouwen is daar om mijn beweren te staven, dat géén gehuwde moderne vrouw, die haar gezin opoffert aan optreden in het openbaar, vergaderen, enz. enz, werkelijk liefheeft haar man. - Zij moge zich nog zoo huichelachtig-lief aanstellen om het tegendeel te bewijzen, en haar man moge om den schijn te redden zich het air geven van een gelukkig echtgenoot, ik zeg, en wie achter de schermen ziet, weet dat ik gelijk heb: Geen enkele aldus het gezin-leven verwaarloozende gehuwde-vrouw heeft haar man waarachtig lief. -
Intusschen, dat alles behandel ik uitvoeriger in een hoofdartikel, naar aanleiding van Uw brief. - Wat het honorarium betreft, ik geef dat den uitgever op, en gij dient een blanco rekening in, waarop gij aangeeft den naam van Uw bijdrage en het nommer waarin die verscheen. Alle bijdragen worden gehonoreerd. -
Noord. - Per briefkaart heb ik U reeds over het zakelijke geantwoord. Ik hoop dat gij die kaart in goede orde hebt ontvangen? Vóór alles wil ik U antwoorden op Uw vraag, aangaande de bedoeling van mijn vader, wiens woorden ik aanhaalde in de Lelie van 19 Dec: jl. - De door U bedoelde corr: luidt: ‘Met mijn overleden vader placht ik veel over die dingen te spreken, en ik denk zoo gaarne terug aan zijn opvatting van sterven-moeten:
‘Als ik dood ben, zal ik slechts een station verder zijn op de groote reis naar de eeuwigheid dan gij hier op aarde’ - Zou het inderdaad niet zóó kunnen zijn, geen hemel of hel dadelijk maar, doch een voortreizen moeten, óòk aan gene zijde des grafs, van station tot station?’
Uit deze laatste zin blijkt eigenlijk reeds, hoezeer gij mij beter hebt begrepen dan Uw broer. Want inderdaad, mijn vader bedoelde niet een ‘eindstation’, maar een voortreizen moeten naar de eeuwigheid, ook nog aan gene zijde des grafs. Gij schrijft mij dienaangaande: Dit gezegde trof mij zoo, en deed mij daarom zoo heerlijk aan, omdat er uit volgt dat er dan na den dood óók nog kans is en gelegenheid voor minder geloovigen en minder-schuldigen. En deze hoop die gij daar uitspreekt, herinnert mij aan de twéé verschillende woorden die in het Grieksche Nieuwe Testament gebruikt worden voor hel, en waarvan het ééne meer gelijk staat met hetgeen men zou moeten vertalen door ‘vagevuur’. Zou ook daaruit niet volgen, dat ook volgens den bijbel zelf, er is een tusschenplaats, waar de afgestorvenen zeer zeker verblijf houden vóór zij den hemel worden waardig-gekeurd dan wel ingaan moeten in de eigenlijke hel? - Al deze dingen zijn mysterie, maar hoe ouder ik word, hoe meer ik geloof dat een persoonlijk, een zelfbewust voortbestaan aan gene zijde niet inhoudt, niet kan inhouden, een dadelijke volmaaktheid, maar wel degelijk zal zijn een nieuwe louteringsweg. - En gij hebt zoo gelijk, dat het onzin is de menschen zand in de oogen te willen strooien met praatjes van ‘een opstanding in de natuur’, of ‘in onze goede daden’, of al dergelijke goochelpartijen met woorden. - Zulk een onpersoonlijke ‘opstanding’ is er geen, is niets anders dan een vermomd atheisme, evenals het oneerlijk spreken van ‘God’, terwijl men daarmee bedoelt de natuur, en van het Voorbeeld van Jezus, als men niet eens gelooft dat deze werkelijk heeft bestaan.
Zoo'n oneerlijkheid en huichelarij walgt mij. Voor elk waarachtig geloof en waarachtig zoeken naar waarheid heb ik den grootsten eerbied, maar woordengepruts van menschen die voor alles wat zij zeggen in stilte een andere beteekenis hebben, ten einde op die manier ook met godsdienst te kunnen spelen - dat noem ik weerzinwekkende onoprechtheid En het is ook alleen daartegen dat ik protesteer, niet tegen het geloof op zich zelf van een voortbestaan, in de natuur, als eenige wijze van voortleven. Wie daaraan voor zich zelf genoeg heeft, die moet dat voor zich zelf uitmaken, en is even eerlijk als elk ander waarheidzoeker. Maar wie zulk atheïsme verbloemt en bedekt onder schoonschijnende woorden, om diegenen die nog niet zoover zijn als hij daardoor te gerieven en in den zak te kruipen, dien noem ik een huichelaar, een speler met woorden en niets anders. - Dat ‘de moderne dominés met een rood kleurtje van socialisme’ in Friesland de beste tractementen krijgen, verwondert mij geenzins. Het ligt inderdaad geheel en al in den tijdgeest mee te doen met het socialisme, als men in de mode wil zijn en vooruit wil komen, en er zijn vele moderne dominés, vooral onder de jongeren, die op zoo'n manier, op de schouders van het domme kiezers-vee, in de Tweede Kamer hopen te komen - niets is daartoe een betere weg, dan zich aanstellen als socialist, want dit wint heden ten dage hoe langer hoe meer veld, en daarom ben ik 't ook volkomen met U eens, waar gij schrijft naar aanleiding van Biermans artikelen over socialisme in dit Blad; ‘Er behoort tegenwoordig meer moed toe tegen het socialisme in te gaan dan er aan mee te doen’. Juist, zoo is het. Als men in de mode wil zijn, moet men socialistische praatjes verkoopen. Die door U bedoelde moderne dominés doen dit om daardoor een rolletje in de politiek te spelen, in troebel water te visschen, en ten slotte
in de Tweede Kamer terecht te komen, waar hun politieke vrienden hun of hun kinderen dan aan vette baantjes helpen! (Dat zijn je zoo de ware socialisten, weet je.) En de Haagsche leegloopende wereld, de blasé freuletjes en moderne juffers doen er aan mee uit onnoozelheid, omdat ze meenen daardoor up to date en geleerd en ontwikkeld te zijn, en ze begrijpen niet hoe ze net zoo dom en net zoo kortzichtig handelen als Marie Antoinette en hare omgeving, die met hun spelerijtjes in denzelfdentrant zelf den bijl scherpten, waaronder straks hun hoofd ging vallen. Als men weten wil wat de socialisten tot stand brengen in de praktijk als ze 't roer in handen hebben, dan behoeft men maar te zien op Frankrijk, waar bij de laatste verkiezingen de kamer een overgroote socialistische meerderheid verkreeg. Wat is het allereerste werk geweest van die brave onbaatzuchtige burgers? Dat zij hun tractementen als kamerlid van 9000 francs hebben weten op te drijven tot 15000 francs voor ieder persoonlijk. Dat is de sociale gelijkheid en rechtvaardigheid waarom het deze heeren te doen heet! - Met hun van smerige knoeierij enz. vuile en begeerige vingers grijpen ze met volle handen in het laadje, nu ze er eindelijk aan zitten. - En waarvoor gebruiken ze dat inkomen; voor wat anders dan voor hun maîtresses en hun rijtuigen en hun diners. - Zelf durven ze met de grootste brutaliteit in de couranten die ‘noodzakelijke’ uitgaven opsommen als levensbehoeften. - Daar hebt ge de toekomst die ook wij straks tegengaan; want wij zijn net zoo slim bezig als Frankrijk; we komen alleen maar zooals