dien rang en die bestemming moet er de begeerte in uw hart leven, verdrukten om 't geloof te hulp te snellen, en het bewustzijn, dat aangeboren vrijheidszin, vaderlandsliefde en rechtsgevoel niet kunnen worden vernietigd.
De groote dichter Goethe erkent in een van zijn brieven, dat de huiselijke opvoeding en die van zijn moeder bovenal, hem hebben gemaakt tot een man van karakter, streng in 't beoordeelen van eigen gebreken, en zacht in 't oordeel over anderen.
De moeder bovenal, zegt Goethe. Haar levenslust, haar groote verdraagzaamheid, haar rijke menschenkennis, haar onbevooroordeelde kritiek, haar zucht, om het goede in een ander te waardeeren, vormden Goethe tot wat hij later was: een vijand van dwang in 't godsdienstige, van onnatuurlijken pathos in spreken en schrijven, van zelfverheffing, - een vriend der armen, een steun voor onbemiddelde, doch begaafde wezens, een bewonderaar van allen, die eerlijk en vrijmoedig hun denkbeelden durfden verdedigen tegen hoog en laag, al verschilden zij hemelsbreed van de zijne (Luther - freule von Klettenburg).
Roemt niet onze natie de gelukkige opvoeding, die Hare Majesteit, Koningin Wilhelmina, ontving en geeft men niet de Koningin-Moeder de hooge eer, dat Zij onder Hare leiding, onder Hare hoede is geworden die nederige Vrouwe met Haar innemende manieren, ongekunstelde taal en medelijdend hart?
Opvoeden in den huiselijken kring, in de eerste jaren, onder onmiddellijk toezicht van de moeder zelve is reeds een moeielijke kunst. Maar als straks de invloeden van de wereld buiten het gezin, van den omgang met niet onberispelijke kameraden, in 't spel komen, waak dan moeder, bid God, dat Hij het onschuldig zieltje van uw kind beware, dat niet menig goede kiem verstikt, menig booze korrel in het hart gezaaid wordt. O, de moeder dient haar kinderen ook voor dat onkruid te waarschuwen, de booze angeltjes, die zich reeds hadden vastgezet daarbinnen, te verwijderen. Dat gaat dikwijls niet zonder pijn, een pijn, die de moeder zelf misschien nog grooter smart veroorzaakt. Dan - in de jaren, dat het onderscheid tusschen goed en kwaad, ware en valsche vriendschap, gebod en overtreding zoo vaag is - dan staat ook de beste moeder dikwijls machteloos tegenover de eigenzinnigheid, de ruwheid, de ongehoorzaamheid van haar kweekeling.
Vermaningen, noch kastijdingen toch zijn in staat, die onhebbelijkheden te overwinnen, langs zoo korten weg als zij dat wenschte. ‘O, die kinderen,’ zucht ze, ‘wat doen ze je toch een verdriet!’ Zeker, vrouwtje, er zijn onder de knapen van 6 tot 12 lastige humeuren, onverbeterlijke dwarshoofden, waaraan ge U kondt vergrijpen. Maar - wist ge dan niet, dat niet alle jeugdige overtreders even gauw tot plichtsbesef en eerbied voor het ouderlijke gezag werden gebracht? De schuld ligt hier voor een deel bij u zelve, nu ge één systeem in de opvoeding wilt toepassen voor allen, voor uw droomerigen Jan en uw levendigen Piet, voor uw zachtmoedig Koosje en uw halsstarrige Cato. Geduld maar, met wat tact van uwe zijde en goeden wil van hun kant, zullen Piet en Cato met eenige jaren hun dwaasheid wel leeren inzien en hun nukken afleeren.
In een groot geworden broêr of zuster vindt Moeder een verdienstelijke steun. Terwijl de onervaren delinquent doof blijft voor haar vermaningen, weet een oudere dikwijls een verrassende wending ten goede in dat lastig hoofdje en weerspannig hartje te bewerken. Ouder geworden, zal ook zijn genegenheid voor moeder wassen, zal ook hij meer vertrouwen schenken aan moeders raad, moeders oordeel, moeders vermaningen. Ja, 't gezin, dat de moeder naar de oogen leerde zien toen het nog om haar disch zich schaarde, zal eenmaal haar voorlichting nog inwinnen, als het zelf óf een eigen huishouding heeft, òf in den vreemde en den dienst van anderen werkzaam is. De leden van dat gezin, ze wonen dan verspreid, maar toch blijft een onzichtbare band ze vereenigen met de ouderlijke woning, met het moederhart. En in oogenblikken, dat de verleiding zoo sterk is en het oog der moeder zoo verre, staat onverwachts het beeld van die lieve getrouwe weer voor hen, hen vermanend met tranen in de smeekende blikken. En zie, de hand die het kwaad wou bedrijven, de voet, die op het punt stond te struikelen, wordt teruggetrokken. De ‘leiding’ der moeder behoedde haar kinderen in den vreemde nog voor een onberaden stap, voor een slechte daad.
Gelukkig de moeder, die ook dan zelfs niet wordt vergeten, wier oog ook in de wereld op den volwassene blijft gericht.
Wie onder zulk een leiding is groot geworden, haar zag zorgen, en bevelen, lief-